Duno
VOLLEDIG [?]
algemeen | omschrijving | bezits- en bouwgeschiedenis | afbeeldingen, literatuur en documentatie | verdere informatie | terug naar de lijst
Object
Duno
Duno
Locatie
Adres: Dunolaan
Heveadorp
Gemeente Renkum
Provincie Gelderland
De Duno ligt op een verhoging aan de Rijn ten zuiden van Heveadorp.
Adres: Dunolaan
Heveadorp
Gemeente Renkum
Provincie Gelderland
De Duno ligt op een verhoging aan de Rijn ten zuiden van Heveadorp.
Typologie
De Duno was een karakteristieke walburcht uit de 10e eeuw.
De Duno was een karakteristieke walburcht uit de 10e eeuw.
Etymologie
De naam Duno komt oftewel van 'duin', wat 'heuvel, verhoging' betekent, of is een samentrekking van 'duin-hoofd', wat 'de kop van een duin' betekent.
De naam Duno komt oftewel van 'duin', wat 'heuvel, verhoging' betekent, of is een samentrekking van 'duin-hoofd', wat 'de kop van een duin' betekent.
Huidige situatie
Laatst bijgewerkt: 23-3-2004
In het terrein zijn de wal en de gracht nog duidelijk zichtbaar.
Laatst bijgewerkt: 23-3-2004
In het terrein zijn de wal en de gracht nog duidelijk zichtbaar.
Toestand van het middeleeuwse kasteel
Zichtbaar:
Grondgebruik:
In het terrein is het noordelijke deel van de wal en de gracht zichtbaar in het terrein. Het bestemmingsplan houdt in dat het hele gebied een natuurgebied is; voor de Duno zelf is geen speciale bestemming.
Zichtbaar:
Grondgebruik:
In het terrein is het noordelijke deel van de wal en de gracht zichtbaar in het terrein. Het bestemmingsplan houdt in dat het hele gebied een natuurgebied is; voor de Duno zelf is geen speciale bestemming.
Afmetingen
De Duno meet ca. 90 x 34 m.
De Duno meet ca. 90 x 34 m.
Oudste vermelding
Datum: Onbekend.
Bron: Onbekend.
Onbekend.
Datum: Onbekend.
Bron: Onbekend.
Onbekend.
Bezitsgeschiedenis
Op basis van de 11e-eeuwse kroniek van Alpertus Mettensis en de 12e-eeuwse levensbeschrijving van bisschop Meinwerk van Paderborn kan worden aangenomen dat de Duno in de 10e eeuw aangelegd is door graaf Wichman van Hamaland. Hij schonk het complex in 970 aan de abdij te Elten, maar zijn dochter Adela, die getrouwd was met graaf Balderik, protesteerde hiertegen en kreeg het in 996 terug. In 1018 kwamen Balderik en Adela ten val, werd hun bezit geconfisceerd en werden de meeste van hun goederen door de keizer geschonken aan de bisschop van Utrecht. De grond waarop de Duno lag was later eigendom van het geslacht Van Brakel van Doorwerth. In 1880 kwam het toe aan Louise Constance Jeanne van Brakell, die het verkocht aan haar tweede echtgenoot Werner van Pallandt. In 1888 werd het bij veiling aan L. W. F. Scheffer verkocht. In 1914 werd het verkocht aan Odo van Vloten, die het bij zijn dood in 1931 naliet aan de Stichting Gelders Landschap.
Op basis van de 11e-eeuwse kroniek van Alpertus Mettensis en de 12e-eeuwse levensbeschrijving van bisschop Meinwerk van Paderborn kan worden aangenomen dat de Duno in de 10e eeuw aangelegd is door graaf Wichman van Hamaland. Hij schonk het complex in 970 aan de abdij te Elten, maar zijn dochter Adela, die getrouwd was met graaf Balderik, protesteerde hiertegen en kreeg het in 996 terug. In 1018 kwamen Balderik en Adela ten val, werd hun bezit geconfisceerd en werden de meeste van hun goederen door de keizer geschonken aan de bisschop van Utrecht. De grond waarop de Duno lag was later eigendom van het geslacht Van Brakel van Doorwerth. In 1880 kwam het toe aan Louise Constance Jeanne van Brakell, die het verkocht aan haar tweede echtgenoot Werner van Pallandt. In 1888 werd het bij veiling aan L. W. F. Scheffer verkocht. In 1914 werd het verkocht aan Odo van Vloten, die het bij zijn dood in 1931 naliet aan de Stichting Gelders Landschap.
Historische betekenis
De Duno is één van de best bewaarde walburgen in het oosten van Nederland. Het is tevens een walburg met redelijk goed overgeleverde archeologische informatie, die ook gekoppeld kan worden aan het uit de geschreven bronnen bekende bezitscomplex van graaf Balderik en zijn echtgenote Adela in het begin van de 11e eeuw.
De Duno is één van de best bewaarde walburgen in het oosten van Nederland. Het is tevens een walburg met redelijk goed overgeleverde archeologische informatie, die ook gekoppeld kan worden aan het uit de geschreven bronnen bekende bezitscomplex van graaf Balderik en zijn echtgenote Adela in het begin van de 11e eeuw.
Bouwgeschiedenis
Wat nu nog zichtbaar is van de burcht, bestaat uit een ovale aarden wal van ca. 90 m. lengte met een binnenruimte van ca. 34 m. Aan de oostzijde bevindt zich geen wal (meer); hier loopt het terrein steil af van de stuwwal naar de rivier. Op de zuidwesthoek bevindt zich een bastionachtige verbreding in de wal, die door sommige auteurs geïnterpreteerd wordt als een latere motte, die aan de wal is toegevoegd. Er zijn verschillende opgravingen in het walcomplex uitgevoerd. Tijdens de oudste opgravingen, van L.J.F. Janssen in 1843, werd in het westelijke deel van de burcht een tufstenen muur van 3 meter lang en ca. 1 m breed aangetroffen, die echter later niet meer teruggevonden is.In 1954, 1955 en 1959 volgden drie opgravingscampagnes door de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek onder leiding van dr. J.G.N. Renaud. Blootgelegd werden een gedeelte van de aarden wal inclusief de toegang en een gedeelte van het binnenterrein. De wal was omgeven door een gracht met een V-vormige doorsnede, bijna 4 m. diep en 12 m. breed. Zowel in de aanleg van de gracht als van de wal werden minstens drie fasen vastgesteld, waarbij de gracht telkens naar buiten is opgeschoven. Na een mogelijk vierde fase is de gehele aanleg door brand verwoest en niet meer hersteld. De toegang bestond uit een 1.75-2,5 m brede doorgang in de wal met palen ter weerszijden, die mogelijk een overspanning droegen. De doorgang is driemaal hersteld. De wal werd verdedigd door een palissade, bestaande uit drie rijen houten palen. Onduidelijk is of het hier ging om een driedubbele rij palen of dat de drie rijen terug te voeren zijn op de eerder vastgestelde drie aanlegfasen van de burcht. Een latere verzwaring van de wal heeft eerdere bewoning overdekt.Aan de binnenzijde van de wal is een intensieve bewoningsdichtheid vastgesteld. Op basis van de analyse van het nederzettingsmateriaal (scherven aardewerk, metaal en dierlijk botmateriaal) kan deze bewoning, evenals de constructie van de wal, vooral worden gedateerd in de 10e eeuw, eindigend in het begin van de 11e eeuw.In 1997 is de burcht hersteld, dat wil zeggen dat er bomen zijn verwijderd uit de wal en de gracht en dat de gracht uitgegraven is. In de 18e eeuw is door Bomblé Vatebender een landhuis 'de Duno' gebouwd, dat echter niet op dezelfde plaats stond als de oude walburg. Dit huis is in de Tweede Wereldoorlog verwoest.
Wat nu nog zichtbaar is van de burcht, bestaat uit een ovale aarden wal van ca. 90 m. lengte met een binnenruimte van ca. 34 m. Aan de oostzijde bevindt zich geen wal (meer); hier loopt het terrein steil af van de stuwwal naar de rivier. Op de zuidwesthoek bevindt zich een bastionachtige verbreding in de wal, die door sommige auteurs geïnterpreteerd wordt als een latere motte, die aan de wal is toegevoegd. Er zijn verschillende opgravingen in het walcomplex uitgevoerd. Tijdens de oudste opgravingen, van L.J.F. Janssen in 1843, werd in het westelijke deel van de burcht een tufstenen muur van 3 meter lang en ca. 1 m breed aangetroffen, die echter later niet meer teruggevonden is.In 1954, 1955 en 1959 volgden drie opgravingscampagnes door de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek onder leiding van dr. J.G.N. Renaud. Blootgelegd werden een gedeelte van de aarden wal inclusief de toegang en een gedeelte van het binnenterrein. De wal was omgeven door een gracht met een V-vormige doorsnede, bijna 4 m. diep en 12 m. breed. Zowel in de aanleg van de gracht als van de wal werden minstens drie fasen vastgesteld, waarbij de gracht telkens naar buiten is opgeschoven. Na een mogelijk vierde fase is de gehele aanleg door brand verwoest en niet meer hersteld. De toegang bestond uit een 1.75-2,5 m brede doorgang in de wal met palen ter weerszijden, die mogelijk een overspanning droegen. De doorgang is driemaal hersteld. De wal werd verdedigd door een palissade, bestaande uit drie rijen houten palen. Onduidelijk is of het hier ging om een driedubbele rij palen of dat de drie rijen terug te voeren zijn op de eerder vastgestelde drie aanlegfasen van de burcht. Een latere verzwaring van de wal heeft eerdere bewoning overdekt.Aan de binnenzijde van de wal is een intensieve bewoningsdichtheid vastgesteld. Op basis van de analyse van het nederzettingsmateriaal (scherven aardewerk, metaal en dierlijk botmateriaal) kan deze bewoning, evenals de constructie van de wal, vooral worden gedateerd in de 10e eeuw, eindigend in het begin van de 11e eeuw.In 1997 is de burcht hersteld, dat wil zeggen dat er bomen zijn verwijderd uit de wal en de gracht en dat de gracht uitgegraven is. In de 18e eeuw is door Bomblé Vatebender een landhuis 'de Duno' gebouwd, dat echter niet op dezelfde plaats stond als de oude walburg. Dit huis is in de Tweede Wereldoorlog verwoest.
Afbeeldingen
- Situatietekeningen en plattegronden (Van Doesburg 2012, Schut 2005)
- Situatietekeningen en plattegronden (Van Doesburg 2012, Schut 2005)
Bronnen
- Vita Meinwerci episcopi Patherbrunnensis, ed. F. Tenckhoff, Hannover 1921. - Alpertus Mettensis. De diversitate temporum, ed. H. Van Rij & A.S. Abulafia, Amsterdam 1983.
- Vita Meinwerci episcopi Patherbrunnensis, ed. F. Tenckhoff, Hannover 1921. - Alpertus Mettensis. De diversitate temporum, ed. H. Van Rij & A.S. Abulafia, Amsterdam 1983.
Literatuur
- Buiten (1910) 244, 256.- Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, Bulletin 1969, p. 98, 115, 174.- Aa, A.J. van der, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden III (1841 585, V (1844) 951, 992, XIV (1851) 912, Gorinchem. - Aarts, B., 2012, De vroege burchten in het oostelijk deel van het rivierengebied (Nl/D), in: B. Aarts, W. Landewé, B. Olde Meierink, F. Vogelzang (eds.), Ambitie in steen. Bijdragen tot de kastelenkunde in Nederland, Wijk bij Duurstede, 37-53, aldaar p. 42-44. - Doesburg, J. van, 2012, Back to the facts: new evidence for and thoughts on early medieval earthworks in the central Netherland, Château Gaillard 25, Caen, 105-118, aldaar 111-115.- Eliëns, F.M. & J. Harenberg, 1984, Middeleeuwse kastelen van Gelderland, p. 361-164, Den Haag.- Huisman, J.A., 1965, Namen van vroeg-middeleeuwse ringwallen p. 109-112, 122, Amsterdam.- Janssen, H.L., J.M.M. Kylstra-Wielinga & B. Olde Meierink (red.), 1996, 1000 jaar kastelen in Nederland, Utrecht, p. 24-27. - Klok, 1977, Archeologisch reisboek, Bussum, p. 146-149. - Renaud, J.G.N., 1959, 'Archeologisch onderzoek in de middeleeuwse kastelen', in J. Bogaers, W. Glasbergen, P. Glazema & H. T. Waterbolk (eds), Honderd eeuwen Nederland p. 246-263, aldaar p. 251-252.-Schut, P.A.C, 2005, Oud onderzoek opnieuw bekeken: vroege versterkingen in Gelderland. Het Brabants Kasteel 28 (2005), 9-46, aldaar p. 14-24.
- Buiten (1910) 244, 256.- Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, Bulletin 1969, p. 98, 115, 174.- Aa, A.J. van der, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden III (1841 585, V (1844) 951, 992, XIV (1851) 912, Gorinchem. - Aarts, B., 2012, De vroege burchten in het oostelijk deel van het rivierengebied (Nl/D), in: B. Aarts, W. Landewé, B. Olde Meierink, F. Vogelzang (eds.), Ambitie in steen. Bijdragen tot de kastelenkunde in Nederland, Wijk bij Duurstede, 37-53, aldaar p. 42-44. - Doesburg, J. van, 2012, Back to the facts: new evidence for and thoughts on early medieval earthworks in the central Netherland, Château Gaillard 25, Caen, 105-118, aldaar 111-115.- Eliëns, F.M. & J. Harenberg, 1984, Middeleeuwse kastelen van Gelderland, p. 361-164, Den Haag.- Huisman, J.A., 1965, Namen van vroeg-middeleeuwse ringwallen p. 109-112, 122, Amsterdam.- Janssen, H.L., J.M.M. Kylstra-Wielinga & B. Olde Meierink (red.), 1996, 1000 jaar kastelen in Nederland, Utrecht, p. 24-27. - Klok, 1977, Archeologisch reisboek, Bussum, p. 146-149. - Renaud, J.G.N., 1959, 'Archeologisch onderzoek in de middeleeuwse kastelen', in J. Bogaers, W. Glasbergen, P. Glazema & H. T. Waterbolk (eds), Honderd eeuwen Nederland p. 246-263, aldaar p. 251-252.-Schut, P.A.C, 2005, Oud onderzoek opnieuw bekeken: vroege versterkingen in Gelderland. Het Brabants Kasteel 28 (2005), 9-46, aldaar p. 14-24.
Documentatie
Bescherming gebouw
Status:
Status:
Bescherming terrein
Status:
Status:
Bestemming
Bestemmingsplan: J
Bestemming:
Bestemmingsplan: J
Bestemming:
Auteur en datum
Auteur: Saskia Roselaar
Beschrijving gemaakt: 14-05-2004
Auteur: Saskia Roselaar
Beschrijving gemaakt: 14-05-2004
Bouwhistorisch onderzoek RCE
Archeologisch onderzoek RCE
-Opgravingen door J. G. N. Renaud, 1955-1959.
-Opgravingen door J. G. N. Renaud, 1955-1959.
Overig onderzoek
-Opgravingen door L. F. J. Janssen, 1843. -Opgravingen door Holwerda aan het begin van de 20e eeuw.
-Opgravingen door L. F. J. Janssen, 1843. -Opgravingen door Holwerda aan het begin van de 20e eeuw.
Geomorfologische codering
Bodemkundige codering
Basisregistratie - er zijn in ieder geval gegevens over naam en locatie van het object, en verwijzingen naar de beschikbare afbeeldingen, literatuur, documentatie en bronnen. Aan de hand van deze informatie kan eenieder die geïnteresseerd is zich gaan verdiepen in het desbetreffende kasteel. Het is de bedoeling dat deze basisregistratie-beschrijvingen in de toekomst tot volwaardige beschrijvingen worden uitgebreid.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.