Nijenrode
VOLLEDIG [?]
algemeen | omschrijving | bezits- en bouwgeschiedenis | afbeeldingen, literatuur en documentatie | verdere informatie | terug naar de lijst
Object
Nijenrode
Nijenrode
Locatie
Adres: Straatweg 25, 3621 BG
Breukelen
Gemeente Breukelen
Provincie Utrecht
Het kasteel is gelegen aan de westzijde van de Vecht, even ten zuiden van het dorp Breukelen. Het is duidelijk waarneembaar vanaf de Provinciale weg die tussen kasteel en Vecht loopt.
Adres: Straatweg 25, 3621 BG
Breukelen
Gemeente Breukelen
Provincie Utrecht
Het kasteel is gelegen aan de westzijde van de Vecht, even ten zuiden van het dorp Breukelen. Het is duidelijk waarneembaar vanaf de Provinciale weg die tussen kasteel en Vecht loopt.
Typologie
(?)
Het is niet geheel duidelijk of de grote toren van het kasteel de oorsprong vormt of dat de toren vanaf het begin deel uitmaakte van een veelhoekige burcht.
(?)
Het is niet geheel duidelijk of de grote toren van het kasteel de oorsprong vormt of dat de toren vanaf het begin deel uitmaakte van een veelhoekige burcht.
Etymologie
Het kasteel is vernoemd naar een, door het rooien van bomen, bouwrijp gemaakt stuk land, de nieuwe of 'nije' rode.
Het kasteel is vernoemd naar een, door het rooien van bomen, bouwrijp gemaakt stuk land, de nieuwe of 'nije' rode.
Huidige situatie
Laatst bijgewerkt: 07-06-1999
Het kasteel is sinds de restauratie van 1907-1920 uitwendig niet meer gewijzigd. Het interieur is aangepast aan het nieuwe gebruik, maar bevat nog de bij de restauratie ingebrachte antieke onderdelen, zoals schouwen uit de 15de en 16de eeuw en 18de-eeuwse betimmeringen.De tuin bezit een gemengd karakter, waarin de landschapsstijl uit 1912-1915 overheerst, maar deze is wel gelegd tegen de strakke lijnen van de oorspronkelijke 17de- eeuwse aanleg, die als zodanig nog goed herkenbaar is.
Laatst bijgewerkt: 07-06-1999
Het kasteel is sinds de restauratie van 1907-1920 uitwendig niet meer gewijzigd. Het interieur is aangepast aan het nieuwe gebruik, maar bevat nog de bij de restauratie ingebrachte antieke onderdelen, zoals schouwen uit de 15de en 16de eeuw en 18de-eeuwse betimmeringen.De tuin bezit een gemengd karakter, waarin de landschapsstijl uit 1912-1915 overheerst, maar deze is wel gelegd tegen de strakke lijnen van de oorspronkelijke 17de- eeuwse aanleg, die als zodanig nog goed herkenbaar is.
Toestand van het middeleeuwse kasteel
Zichtbaar:
Grondgebruik:
Van het kasteel rest het vijfhoekige burchtterrein met op één hoek de grote (woon)toren met aansluitend langs twee zijden een woonvleugel.
Zichtbaar:
Grondgebruik:
Van het kasteel rest het vijfhoekige burchtterrein met op één hoek de grote (woon)toren met aansluitend langs twee zijden een woonvleugel.
Afmetingen
Door de vijfhoekige vorm varieert de maat. Gekozen is voor de grootste maten. Het totale terrein inclusief de grachten meet ca. 75 x 60 m. De hoofdburcht exclusief de grachten meet ca. 30 x 30 m. Een eventuele voorburcht is in het huidige landschapspark om het kasteel niet meer herkenbaar. Het is echter ook niet ondenkbaar dat de grote toren oorspronkelijk los stond van het plein, in dit geval dan de voorburcht, en omgracht was, maar aanwijzingen hiervoor ontbreken op dit moment.
Door de vijfhoekige vorm varieert de maat. Gekozen is voor de grootste maten. Het totale terrein inclusief de grachten meet ca. 75 x 60 m. De hoofdburcht exclusief de grachten meet ca. 30 x 30 m. Een eventuele voorburcht is in het huidige landschapspark om het kasteel niet meer herkenbaar. Het is echter ook niet ondenkbaar dat de grote toren oorspronkelijk los stond van het plein, in dit geval dan de voorburcht, en omgracht was, maar aanwijzingen hiervoor ontbreken op dit moment.
Fysisch-geografische situering
Nijenrode is gebouwd en herbouwd op geulafzettingen, van een oude brede aftakking van de Rijn, de Oude Vecht (Coppelmans 2005, nr. 62).
Nijenrode is gebouwd en herbouwd op geulafzettingen, van een oude brede aftakking van de Rijn, de Oude Vecht (Coppelmans 2005, nr. 62).
Oudste vermelding
Datum: 1311, 15/08
Bron: Brokken 1982, 564.
"'sijn huis, dat men heet Nyenrode'"
Op 15 augustus 1311 droeg Gijsbrecht I van Nijenrode 'sijn huis, dat men heet Nyenrode, ende enen viertel lants, die gheleghen es van den Broecdijc utestreckende in de Vecht, daer dat huis op staat' op aan de Hollandse graaf Willem III.
Datum: 1311, 15/08
Bron: Brokken 1982, 564.
"'sijn huis, dat men heet Nyenrode'"
Op 15 augustus 1311 droeg Gijsbrecht I van Nijenrode 'sijn huis, dat men heet Nyenrode, ende enen viertel lants, die gheleghen es van den Broecdijc utestreckende in de Vecht, daer dat huis op staat' op aan de Hollandse graaf Willem III.
Bezitsgeschiedenis
Nijenrode is vermoedelijk rond 1270 gesticht door Gerard Splinter van Ruwiel. De eerste keer dan het huis vermeld wordt in de bronnen is in 1311, als Gerards zoon Gijsbrecht het huis opdraagt aan Willem III, graaf van Holland, en ontving het in leen terug op voorwaarde dat dit een open huis zou zijn. Het kasteel bleef in het geslacht Nijenrode tot de dood van Josina van Nijenrode in 1537. Nijenrode was toen net, in 1536, erkend als ridderhofstad. Na haar dood vererfde het kasteel op haar dochter Elisabeth, getrouwd met Bernard I van den Bongard. Via Elisabeth kwam het kasteel in de familie Van den Bongard en ging door vererving in 1664 over in de familie Van Reede tot Saesfelt. Gerard Adriaan van Reede verkocht op 10 februari 1675 het, tijdens de oorlog tegen de Fransen, uitgebrande en ruïneuze kasteel aan Johan I Ortt. Het kasteel bleef in de familie Ortt tot 1849, toen de weduwe van Johan IV Ortt het verkocht aan Willem Jan Adriaan van Romondt. Twee jaar later verkocht deze het kasteel echter al weer aan de dochter van Johan IV, Sara Adriana Ortt. Sara verongelukte in 1853 en het kasteel is in 1854 op een publieke veiling gekocht door Willem Hendricus de Heus. In 1903 werd het door de erven van de zoon van Willem bij openbare veiling verkocht aan Gerardus Laurentius van Es. De familie Van Es liet het kasteel in 1906 alweer veilen. Koper was de combinatie J. Plomp, Th.J. Schipperijn en N. Beutener uit Maarssen. Zij verkochten het kasteel op hun beurt in 1907 aan Michiel Onnes het kasteel. In 1930 is het kasteel verkocht aan de kunsthandel Jacques Goudstikker N.V. en tenslotte in 1950 aan de Stichting Nijenrode, Nederlands Opleidings-Instituut voor het Buitenland (N.O.I.B.), thans Nijenrode University.
Nijenrode is vermoedelijk rond 1270 gesticht door Gerard Splinter van Ruwiel. De eerste keer dan het huis vermeld wordt in de bronnen is in 1311, als Gerards zoon Gijsbrecht het huis opdraagt aan Willem III, graaf van Holland, en ontving het in leen terug op voorwaarde dat dit een open huis zou zijn. Het kasteel bleef in het geslacht Nijenrode tot de dood van Josina van Nijenrode in 1537. Nijenrode was toen net, in 1536, erkend als ridderhofstad. Na haar dood vererfde het kasteel op haar dochter Elisabeth, getrouwd met Bernard I van den Bongard. Via Elisabeth kwam het kasteel in de familie Van den Bongard en ging door vererving in 1664 over in de familie Van Reede tot Saesfelt. Gerard Adriaan van Reede verkocht op 10 februari 1675 het, tijdens de oorlog tegen de Fransen, uitgebrande en ruïneuze kasteel aan Johan I Ortt. Het kasteel bleef in de familie Ortt tot 1849, toen de weduwe van Johan IV Ortt het verkocht aan Willem Jan Adriaan van Romondt. Twee jaar later verkocht deze het kasteel echter al weer aan de dochter van Johan IV, Sara Adriana Ortt. Sara verongelukte in 1853 en het kasteel is in 1854 op een publieke veiling gekocht door Willem Hendricus de Heus. In 1903 werd het door de erven van de zoon van Willem bij openbare veiling verkocht aan Gerardus Laurentius van Es. De familie Van Es liet het kasteel in 1906 alweer veilen. Koper was de combinatie J. Plomp, Th.J. Schipperijn en N. Beutener uit Maarssen. Zij verkochten het kasteel op hun beurt in 1907 aan Michiel Onnes het kasteel. In 1930 is het kasteel verkocht aan de kunsthandel Jacques Goudstikker N.V. en tenslotte in 1950 aan de Stichting Nijenrode, Nederlands Opleidings-Instituut voor het Buitenland (N.O.I.B.), thans Nijenrode University.
Historische betekenis
Hollands leen, op 27 oktober 1536 als ridderhofstad aangemerkt.
Hollands leen, op 27 oktober 1536 als ridderhofstad aangemerkt.
Bouwgeschiedenis
Nijenrode is vermoedelijk ontstaan uit een (woon?)toren (de grote toren), die wordt gedateerd rond 1270. De toren stond op de westhoek van een ommuurd onregelmatig, vermoedelijk ook in oorsprong vijfhoekig plein, dat toegankelijk was via een poorttoren (de huidige klokketoren) aan de noordwestzijde. Het is niet ondenkbaar dat de grote toren oorspronkelijk los stond van het plein, in dit geval dan een voorburcht, en omgracht was, maar aanwijzingen hiervoor ontbreken op dit moment. Vast staat dat de poorttoren, anders dan in de huidige situatie, uitstak ten opzichte van de muren rond de binnenplaats. Deze muren sloten aan op de achterzijde, de zuidoostzijde, van de poorttoren. Op 17de eeuwse afbeeldingen ziet het kasteel er als volgt uit: de grote toren en de poorttoren zijn door een woonvleugel met elkaar verbonden en de noordwestmuur sluit inmiddels aan op de voorzijde van de poorttoren. Aan de binnenplaatszijde zijn twee traptorens gebouwd, één tegen de grote toren en één halverwege de woonvleugel. Aan de noordzijde is een smal gebouw tegen de poorttoren geplaatst en op de noordwesthoek bevindt zich een tuin. De noordmuur heeft hier nog zijn oude beloop. Aan de oostzijde zijn twee smalle woonvleugels gebouwd, haaks op de ommuring en ten zuiden hiervan een lager gebouw, geïnterpreteerd als spijker of voorraadschuur. Na 1632 is de spijker op de zuidoosthoek is afgebroken. De toegang tot het kasteel is verlegd van de poorttoren naar de zuidzijde van de binnenplaats en hier is in de ommuring een toegangspoort aangebracht. De brug daar naartoe liet echter tot na 1675 op zich wachten. Bij het herstel na de verwoestingen door de Fransen in 1673 is het kasteel weer vrijwel in de staat gebracht als waarin het verkeerde vóór de brand. Het oorspronkelijke hoger dak uit ca. 1632 rechts van de poorttoren is verlaagd en qua hoogte gelijk getrokken met het dak links naast de poorttoren, de opbouw van de poorttoren is niet hersteld en de ommuring van het binnenplein is niet meer op hoogte gebracht. De kanteling van de grote toren is verdwenen en het dubbele schilddak vervangen door een omlopend of een U-vormig schilddak met een open deel aan de westzijde. De ingang aan de zuidzijde was nu bereikbaar via een ophaalbrug en er tegenover wordt een bijgebouw geplaatst: een groot vierkant gebouw van anderhalve bouwlaag, voorzien van een afgeplat schilddak. Het gebouw bevatte een manege en stallingen voor 50 paarden. Johan Ortt III liet rond 1750 het grote ingangshek bouwen. Na 1763 zijn nog forse smeedijzeren zijstukken aan het hek aangebracht. Na 1817 en vóór 1836 is het kasteel in opdracht van mevrouw Ortt-Schroyenstein gemoderniseerd en verbouwd. De kruisvensters aan de 'Vechtzijde' zijn vervangen door schuifvensters met roedeverdeling en de kleine aanbouw aan de zuidzijde van de noordvleugel is in breedte en diepte verdubbeld en op gelijke hoogte gebracht met de noordvleugel. In 1860 is het kasteel in neotudorstijl gemoderniseerd en verfraaid. De hoeken van de noordvleugel zijn bij deze verbouwing voorzien van arkeltorentjes en ter plaatse van de goot is bij deze vleugel, de traptorens en de voormalige poorttoren een gekanteelde borstwering aangebracht. De houten ophaalbruggen zijn vervangen door stenen boogbruggen en ter plaatse van de ommuring van het binnenplein kwam een balustrade. De grote toren is verlaagd tot anderhalve verdieping. In 1907 volgde een ingrijpende restauratie, die tot 1920 duurde. Het kasteel moest weer worden gebracht in de 17de eeuwse staat. Van 1907 tot 1911 is het hoofdgebouw gerestaureerd. In 1915 zijn de stenen bruggen vervangen door houten ophaalbruggen en is de toscaanse toegangspoort aan de zuidzijde gereconstrueerd. In 1916 is het dienstgebouw aanzienlijk uitgebreid en is het poortgebouw opgetrokken op de plaats van het rond 1750 gemaakte ingangshek, dat teruggeplaatst is naar de zuidelijke toegang, waar het oorspronkelijk ook heeft gestaan, op een plek waar reeds in 1911/12 een chauffeurswoning in neorenaissancestijl was gebouwd. In de jaren 1917/18 is de grote toren vrijwel geheel herbouwd, alleen enkele meters metselwerk van de noordhoek zijn nog oorspronkelijk. Bij deze herbouw is de toren ook twee verdiepingen hoger opgebouwd dan hij ooit is geweest en van arkeltorentjes en kantelen voorzien. Op het terrein zijn vanaf 1950 diverse paviljoens en een rectorshuis gebouwd. Na 1988 is in de zuidwesthoek van het oude park nog een onderwijscomplex gebouwd.
Nijenrode is vermoedelijk ontstaan uit een (woon?)toren (de grote toren), die wordt gedateerd rond 1270. De toren stond op de westhoek van een ommuurd onregelmatig, vermoedelijk ook in oorsprong vijfhoekig plein, dat toegankelijk was via een poorttoren (de huidige klokketoren) aan de noordwestzijde. Het is niet ondenkbaar dat de grote toren oorspronkelijk los stond van het plein, in dit geval dan een voorburcht, en omgracht was, maar aanwijzingen hiervoor ontbreken op dit moment. Vast staat dat de poorttoren, anders dan in de huidige situatie, uitstak ten opzichte van de muren rond de binnenplaats. Deze muren sloten aan op de achterzijde, de zuidoostzijde, van de poorttoren. Op 17de eeuwse afbeeldingen ziet het kasteel er als volgt uit: de grote toren en de poorttoren zijn door een woonvleugel met elkaar verbonden en de noordwestmuur sluit inmiddels aan op de voorzijde van de poorttoren. Aan de binnenplaatszijde zijn twee traptorens gebouwd, één tegen de grote toren en één halverwege de woonvleugel. Aan de noordzijde is een smal gebouw tegen de poorttoren geplaatst en op de noordwesthoek bevindt zich een tuin. De noordmuur heeft hier nog zijn oude beloop. Aan de oostzijde zijn twee smalle woonvleugels gebouwd, haaks op de ommuring en ten zuiden hiervan een lager gebouw, geïnterpreteerd als spijker of voorraadschuur. Na 1632 is de spijker op de zuidoosthoek is afgebroken. De toegang tot het kasteel is verlegd van de poorttoren naar de zuidzijde van de binnenplaats en hier is in de ommuring een toegangspoort aangebracht. De brug daar naartoe liet echter tot na 1675 op zich wachten. Bij het herstel na de verwoestingen door de Fransen in 1673 is het kasteel weer vrijwel in de staat gebracht als waarin het verkeerde vóór de brand. Het oorspronkelijke hoger dak uit ca. 1632 rechts van de poorttoren is verlaagd en qua hoogte gelijk getrokken met het dak links naast de poorttoren, de opbouw van de poorttoren is niet hersteld en de ommuring van het binnenplein is niet meer op hoogte gebracht. De kanteling van de grote toren is verdwenen en het dubbele schilddak vervangen door een omlopend of een U-vormig schilddak met een open deel aan de westzijde. De ingang aan de zuidzijde was nu bereikbaar via een ophaalbrug en er tegenover wordt een bijgebouw geplaatst: een groot vierkant gebouw van anderhalve bouwlaag, voorzien van een afgeplat schilddak. Het gebouw bevatte een manege en stallingen voor 50 paarden. Johan Ortt III liet rond 1750 het grote ingangshek bouwen. Na 1763 zijn nog forse smeedijzeren zijstukken aan het hek aangebracht. Na 1817 en vóór 1836 is het kasteel in opdracht van mevrouw Ortt-Schroyenstein gemoderniseerd en verbouwd. De kruisvensters aan de 'Vechtzijde' zijn vervangen door schuifvensters met roedeverdeling en de kleine aanbouw aan de zuidzijde van de noordvleugel is in breedte en diepte verdubbeld en op gelijke hoogte gebracht met de noordvleugel. In 1860 is het kasteel in neotudorstijl gemoderniseerd en verfraaid. De hoeken van de noordvleugel zijn bij deze verbouwing voorzien van arkeltorentjes en ter plaatse van de goot is bij deze vleugel, de traptorens en de voormalige poorttoren een gekanteelde borstwering aangebracht. De houten ophaalbruggen zijn vervangen door stenen boogbruggen en ter plaatse van de ommuring van het binnenplein kwam een balustrade. De grote toren is verlaagd tot anderhalve verdieping. In 1907 volgde een ingrijpende restauratie, die tot 1920 duurde. Het kasteel moest weer worden gebracht in de 17de eeuwse staat. Van 1907 tot 1911 is het hoofdgebouw gerestaureerd. In 1915 zijn de stenen bruggen vervangen door houten ophaalbruggen en is de toscaanse toegangspoort aan de zuidzijde gereconstrueerd. In 1916 is het dienstgebouw aanzienlijk uitgebreid en is het poortgebouw opgetrokken op de plaats van het rond 1750 gemaakte ingangshek, dat teruggeplaatst is naar de zuidelijke toegang, waar het oorspronkelijk ook heeft gestaan, op een plek waar reeds in 1911/12 een chauffeurswoning in neorenaissancestijl was gebouwd. In de jaren 1917/18 is de grote toren vrijwel geheel herbouwd, alleen enkele meters metselwerk van de noordhoek zijn nog oorspronkelijk. Bij deze herbouw is de toren ook twee verdiepingen hoger opgebouwd dan hij ooit is geweest en van arkeltorentjes en kantelen voorzien. Op het terrein zijn vanaf 1950 diverse paviljoens en een rectorshuis gebouwd. Na 1988 is in de zuidwesthoek van het oude park nog een onderwijscomplex gebouwd.
Afbeeldingen
- Nijenrode vanuit het noordoosten. Kopergravure van Hessel Gerrits uit ca. 1610 naar een tekening van David Vinckeboons (Postma 2006, 17).- Nijenrode vanuit het noordwesten in 1606. Anonieme gewassen pentekening uit 1728 naar een 17de eeuws voorbeeld. Prentenkabinet RU Leiden, nr 2846 (Postma 2006, 23).- Nijenrode vanuit het zuiden in 1606. Anonieme gewassen pentekening uit 1728 naar een 17de eeuws voorbeeld. Prentenkabinet RU Leiden, nr 2847 (Postma, 2006, 21).- Het kasteel uit het zuidoosten. Krijttekening van Roelant Roghman uit 1646/47. Collectie Rijksdienst voor de Monumentenzorg (Hermans 1995, 341).- Het kasteel uit het zuidoosten. Pentekening van Jan de Beijer uit 1745. Rijksarchief Utrecht, nr 1679 (Hermans, 1995, 342).- Het kasteel uit het noordoosten. Gewassen pentekening van Jan de Beijer uit 1738. Koninklijk Huisarchief Den Haag, nr A/T 440 (Postma, 2006, 51). - Kadastrale minuut, 1913, Gemeente Breukelen-Nijenrode, Utrecht, Sectie C, blad 1, nr. 121 (http://watwaswaar.nl/#US-XA-7-ed-1v-1-33zM-2DYW---1fn, geraadpleegd op 07-07-2010).- Google Earth foto, 2010, locatie Nijenrode (Documentatiecentrum NKS, digitale documentatie). Voor meer afbeeldingen zie Postma 2006.
- Nijenrode vanuit het noordoosten. Kopergravure van Hessel Gerrits uit ca. 1610 naar een tekening van David Vinckeboons (Postma 2006, 17).- Nijenrode vanuit het noordwesten in 1606. Anonieme gewassen pentekening uit 1728 naar een 17de eeuws voorbeeld. Prentenkabinet RU Leiden, nr 2846 (Postma 2006, 23).- Nijenrode vanuit het zuiden in 1606. Anonieme gewassen pentekening uit 1728 naar een 17de eeuws voorbeeld. Prentenkabinet RU Leiden, nr 2847 (Postma, 2006, 21).- Het kasteel uit het zuidoosten. Krijttekening van Roelant Roghman uit 1646/47. Collectie Rijksdienst voor de Monumentenzorg (Hermans 1995, 341).- Het kasteel uit het zuidoosten. Pentekening van Jan de Beijer uit 1745. Rijksarchief Utrecht, nr 1679 (Hermans, 1995, 342).- Het kasteel uit het noordoosten. Gewassen pentekening van Jan de Beijer uit 1738. Koninklijk Huisarchief Den Haag, nr A/T 440 (Postma, 2006, 51). - Kadastrale minuut, 1913, Gemeente Breukelen-Nijenrode, Utrecht, Sectie C, blad 1, nr. 121 (http://watwaswaar.nl/#US-XA-7-ed-1v-1-33zM-2DYW---1fn, geraadpleegd op 07-07-2010).- Google Earth foto, 2010, locatie Nijenrode (Documentatiecentrum NKS, digitale documentatie). Voor meer afbeeldingen zie Postma 2006.
Bronnen
N.v.t.
N.v.t.
Literatuur
- Brokken, H.M., 1982, Het ontstaan van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, Zutphen, pag. 564. - Goudstikker, J., 1936, Nyenrode in 't hart van Nederland, s.l.- Hermans, D.B.M., 'Nijenrode', in: B. Olde Meierink e.a., 1995, Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Utrecht, 341-346. - Olde Meierink, B., en F. Grovestins, 2004, Bouwhistorisch onderzoek en waardebepaling Kasteel Nijenrode, Utrecht. - Postma, E.B.J., 1961, 'Zeven eeuwen Nijenrode', Jaarverslag NKS 1961.- Postma, E.B.J., 2006, Nijenrode in prent, Alphen aan den Rijn.- Postma, E.B.J., 1984, Kasteel Nijenrode, s.l., Doorn.
- Brokken, H.M., 1982, Het ontstaan van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, Zutphen, pag. 564. - Goudstikker, J., 1936, Nyenrode in 't hart van Nederland, s.l.- Hermans, D.B.M., 'Nijenrode', in: B. Olde Meierink e.a., 1995, Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Utrecht, 341-346. - Olde Meierink, B., en F. Grovestins, 2004, Bouwhistorisch onderzoek en waardebepaling Kasteel Nijenrode, Utrecht. - Postma, E.B.J., 1961, 'Zeven eeuwen Nijenrode', Jaarverslag NKS 1961.- Postma, E.B.J., 2006, Nijenrode in prent, Alphen aan den Rijn.- Postma, E.B.J., 1984, Kasteel Nijenrode, s.l., Doorn.
Documentatie
N.v.t.
N.v.t.
Coördinaten
Coordinaten: 52° 9'50.75''N, 5° 0'34.34''O
Kaartblad: 31E , x: 129.16, y: 464.06, precisie 2
Coordinaten: 52° 9'50.75''N, 5° 0'34.34''O
Kaartblad: 31E , x: 129.16, y: 464.06, precisie 2
Bescherming gebouw
Status: (520609 )
Monumentnummer: 520609
ODB Beschrijving: 'Inleiding Het KASTEEL Nijenrode bevindt zich op een veelhoekig eiland, dat in de slotgracht ten westen van de Straatweg te Breukelen ligt. De oeververbinding komt tot stand met twee OPHAALBRUGGEN en een POORT. Kasteel, twee ophaalbruggen en poort vormen onderdeel van de buitenplaats Nijenrode. De buitenplaats heeft zijn oorsprong in een 13de eeuws kasteel. Belangrijke uitbreidingen en restauraties hebben zich onder meer in de 17de eeuw voorgedaan onder Johan I Ortt, die ook de opdracht gaf voor de aanleg van een formele tuin. Vanaf 1907 was de buitenplaats in het bezit van de Amsterdamse koffiehandelaar Michiel Onnes. Hij liet het kasteel onder leiding van architect E.G. Wentinck herstellen naar een 17de eeuwse situatie en voegde enkele bijgebouwen toe. De tuinarchitecten L.A. Springer en H. Copijn waren verantwoordelijk voor de tussen 1912-1915 tot Landschappelijke tuin omgevormde aanleg met een gemengd karakter. Thans zetelt Nijenrode Universiteit voor Bedrijfskunde in het kasteel en is met de aankoop vangrond in de richting van het Amsterdam Rijnkanaal het grondgebied van de buitenplaats opnieuw vergroot. Omschrijving Het eiland waarop het kasteel ligt, is rondom uitgevoerd met een bakstenen keermuur voorzien van natuurstenen dekplaten, die ter plaatse van het kasteel onderdeel uitmaakt van de kasteelmuren. Aan de oostzijde doorbreekt een uitkragend natuurstenen balkon uit de tijd van Johan Ortt III (midden zeventiende eeuw) de keermuur. De twee hoekpenanten van de natuurstenen balustrade van het balkon dragen gebeeldhouwde leeuwen, die het wapen van Nijenrode vasthouden. De twee beeldbepalende lindes op het eiland (ten westen van het balkon) dateren van 1780. Aan de zuidzijde van het eiland wordt de keermuur doorbroken door een natuurstenen poort, die zelfstandig gefundeerd is. Een ophaalbrug verbindt het eiland en de poort met het zuidelijke vasteland. Direct verbonden met de kasteelmuur ligt aan de noordzijde een tweede ophaalbrug, die de noordelijke entree met het noordelijke vasteland verbindt. Het kasteel is langs de noordzijde van het eiland opgetrokken vanuit een samengestelde plattegrond. Aan de zuidzijde ligt het ommuurde kasteelplein waar zich voor een gevel geplaatst gebeeldhouwde, marmeren haan op een achttiende-eeuwse natuurstenen sokkel bevindt. Onder de huidige grindlaag bevindt zich een klinkerbestrating. De houten brug aan de zuidzijde van het eiland bestaat uit een vast deel en een beweegbaar deel. Het brugdek rust op een houten constructie van balken en palen. Aan de noordzijde sluit het brugdek aan op de fundering van de poort. De hameipoort van de ophaalbrug is uitgevoerd met een toog. De verbindingen van de onderdelen en van de balans zijn van ijzer, evenals de langsschoren en hangstangen. De leuningen van de val zijn van hout. De balustrades van de vaste brug bestaan uit gietijzeren hekwerken. De classicistische poort met rondboogvormige doorgang staat op een fundering van baksteen en natuursteen. Aan weerszijden van de poort staan geblokte kolommen in baksteen en natuursteen op een rechthoekig grondvlak, die uitgevoerd zijn met uitkragende natuurstenen dekplaten en lisenen. De geblokte lisenen zijn via een ingezwenkt deel verbonden met de keermuur rond het eiland. De natuurstenen poort is voorzien van halfronde zuilen, een kroonlijst met in het fries het credo van Nijenrode "Cedo Nulli" en een fronton met gebeeldhouwde, heraldische motieven met het wapen van Nijenrode in het midden. Rechts in de brug is een baksteen als gedenksteen ingemetseld. Aan de binnenzijde van de poort is de tekst: "In dualitate fortitudo" (in tweezijdigheid kracht) verwerkt. De houten voetbrug aan de noordzijde van het eiland bestaat uit een vast deel en een beweegbaar deel. Het brugdek rust op een houten constructie van balken en palen. Aan de zuidzijde sluit het brugdek aan op de kasteelgevel. Aan de noordzijde rust het brugdek op een gemetselde fundering, die met gebogen keermuurtjes met natuurstenen dekplaten wordt afgesloten. De hameipoort van de ophaalbrug is rondboogvormig. De verbindingen van de onderdelen en van de balans zijn van ijzer, evenals de langsschoren. De leuningen van de val en hangstangen zijn van hout. De balustrades van de vaste brug bestaan uit houten hekwerken. Het kasteel is grotendeels onderkelderd en gedeeltelijk gefundeerd op de Middeleeuwse funderingen. Het is in baksteen opgetrokken vanuit een samengestelde, L-vormige plattegrond. De donjon aan de westzijde is in vier bouwlagen opgetrokken vanuit een nagenoeg vierkante plattegrond. De samengestelde kap bestaat uit twee parallel geplaatste schilddaken waartussen zich een zakgoot bevindt. Op de hoeken van de donjon bevinden zich ter hoogte van de gekanteelde borstwering uitgemetselde torens, die voorzien zijn van achtzijdige helmen. Aan de zijde van het binnenplein bevindt zich een vijfzijdige torenvormige uitbouw van drie bouwlagen. In deze toren bevindt zich een getoogde entree met een houten deur. Tegen de gevel is een stoep gemetseld. Schuin op de donjon (zuidwest-noordoost georiënteerd) staat een bouwdeel van twee bouwlagen op rechthoekige plattegrond, dat voorzien is van een zadeldak. Halverwege - aan het binnenplein - bevindt zich een vijfzijdige traptoren van twee en een halve bouwlaag, die voorzien is van een achtzijdig schilddak. Aan de oostelijke zijde sluit schuin op dit volume een bouwvolume van twee bouwlagen op een rechthoekig grondvlak aan. Dit volume heeft een zadeldak met een schildvormige afsluiting aan de oostzijde. Op de kruising van deze twee volumes bevindt zich een gemetselde vierkante toren. De onderbouw wordt afgesloten met een natuurstenen, opengewerkte balustrade, die rust op natuurstenen consoles. De houten, achthoekige opbouw is met lood bekleed. De samengestelde spits bestaat uit een uivormig deel op een ingezwenkte voet. Daarboven bevindt zich een opengewerkt deel waarin de klokken hangen; Klokkenspel, bestaande uit 16 Taylorklokken uit 1915/1928. Trommelspeelwerk van Addicks, uit 1928. Geheel boven bevindt zich een tapstoelopende spits waarop een windvaan van geslagen en verguld ijzer is geplaatst, waarin het wapen van Nijenrode is verwerkt. Op de zuidoosthoek bevindt zich een volume van twee bouwlagen met helm. In de noordoostelijke oksel bevindt zich een driezijdige traptoren van twee bouwlagen met een achtzijdige, geknikte helm. De daken zijn gedekt met leien in rijndekking. De dakvoeten worden afgesloten met uitkragende lijsten en bakgoten op klossen. De dakschilden worden net boven de dakvoet doorsneden door houten dakkapellen met vijfzijdige daken, die gedekt zijn met leien in rijndekking en bekroond worden door loden pirons. In de kapellen bevinden zich houten draairamen. Hoger op de dakschilden zijn kleinere dakkapellen geplaatst, die voorzien zijn van luiken. De luiken zijn in de kleuren van Nijenrode geschilderd. Op de nokken bevinden zich gemetselde, achthoekige schoorstenen op vierkante onderbouwen. De schoorstenen worden bekroond door spitsen van getrokken ijzerwerk met windvanen (standaardtype). De (trap)torens zijn eveneens bekleed met leien in rijndekking en worden bekroond door loden pirons. De gevels van de donjon kenmerken zich door een robuuste, Middeleeuwse geslotenheid. De asymmetrische gevels hebben staande, lichtgetoogde vensters onder rollagen in twee typen: een enkel venster met luik en glas-in-lood ramen en een tweedelig venster met onder een luik en glas-in-lood ramen. In de gevels komt bovenaan een omlopend uitgemetseld boogfries voor. De kantelen hebben ezelsruggen en smalle openingen. Ook onder de hoektorens zijn boogfriesen gemetseld. De gevels van de twee bouwlagen hoge volumes worden verdiepingsgewijs geleed door natuurstenen doorgaande lijsten, waarvan de lekdorpels deel uit maken. De gevels bevatten houten klooster- en kruiskozijnen, beide met onderluiken. De ramen bevatten glas-in-lood met antiek glas. De bovenramen zijn vast, de onderramen zijn naar binnen draaiende ramen. De kloostervensters en een aantal kruisvensters zijn uitgevoerd met overstekende bovendorpels met daarboven doorgaand metselwerk respectievelijk met natuurstenen hanekammen, waarvan de sluitsteen geornamenteerd is (eerste bouwlaag), of driehoekige - en segmentvormige frontons (tweede bouwlaag). Er zijn verschillende typen siersmeedijzeren muurankers verwerkt. De gevels van de twee bouwlagen hoge volumes aan het voorplein bestaan van links naar rechts uit: een drie traveeën brede gevel met in het midden een getoogde entree (A); een vijfzijdige toren met verspreid en bovenin sleufvormige vensters; een twee assen tellend geveldeel met per bouwlaag een kloostervenster en boven de dakvoet een Vlaamse gevel (B); een drie assen tellend deel met rechts een getoogde entree (C) en voorts kruiskozijnen; een traptoren met kloosterkozijnen; een nagenoeg blinde gevel met in het midden een rechtgesloten entree; een twee assen tellend geveldeel met in iedere bouwlaag kruiskozijnen. Geveldeel A bevat een natuurstenen getoogde entree in de stijl van het classicisme met een getoogde deur waarvoor zich een natuurstenen trap met borstweringen bevindt. Halfzuilen aan weerszijden van de toog dragen een kroonlijst waarin op het fries anno 1632 in Romeinse letters is vermeldt. In het segmentboogvormige fronton bevindt zich een gebeeldhouwd monogram met de 'W' en de 'B' van Bernard van den Bongard en Wilhelmina van Bronckhorst. Ook in het metselwerk boven de entree is een gevelsteen met wapen geplaatst. Vóór de stoep liggen twee bolvormige schampstenen. Aan weerszijden van de entree bevinden zich getoogde vensteropeningen, waaronder zich een muurnis bevindt waarin natuurstenen balusters zijn geplaatst. De vensters zijn voorzien van natuurstenen neggeblokken, die verbonden zijn met de aangrenzende ovale vensters erboven. Beide vensters bevatten glas-in-lood ramen. Op de verdieping bevinden zich twee kloostervensters met daartussen een kruisvenster. De trapgevel van de Vlaamse gevel (B) is uitgevoerd met natuurstenen dekplaten en een uitgemetselde gevelmakelaar die bekroond wordt door een gebeeldhouwde leeuw en een windvaan. De entree C bevat een getoogde opening met een rechtgesloten glasdeur met getoogd bovenlicht en een classicistische, natuurstenen omlijsting, die afgesloten wordt met Maniëristisch rolwerk en een driehoekig fronton. De vijfassen tellende gevel aan de oostzijde (grachtzijde) heeft in iedere bouwlaag een kruisvenster. In de keermuur bevindt zich een getoogde entree onder rollaag met deur. De gevels aan de noordzijde (grachtzijde) bestaan uit een vijf assen tellende, symmetrische gevel met kruiskozijnen en een entree (D) ter plaatse van de ophaalbrug; de licht risalerende klokkentoren van vijf gemetselde bouwlagen met houten opbouw; een zes assen tellende, asymmetrische gevel met kruiskozijnen in verschillende grootten en daaronder een getoogde entree met een gemetselde stoep naar de gracht (met hardstenen dekplaten en bolvormige sierelementen) en rechtgesloten houten deur en rechts daarvan een klein kloosterkozijn onder rollaag. De entree D bestaat uit een getoogde glasdeur met een classicistische omlijsting, die voorzien is van geblokte pilasters, een lijstvormige afsluiting, waaronder een cartouche met reliëf, en boven de waterlijst een hanekam. Het interieur heeft de oorspronkelijke detaillering en indeling uit de tijd van Onnes grotendeels behouden. De detaillering wordt gekenmerkt door de hoge kwaliteit en grote hoeveelheid handgevormd smeedijzeren hang- en sluitwerk en nagels, handgekapt en gesneden houtwerk (deuren, lambrizeringen, schouwen) en beeldhouwwerk in rode zandsteen. De centrale verwarming en overige installaties zijn alle uit het zicht weggewerkt. De centrale verwarming is in de lambrizering of in de vensterbanken verwerkt en ter plekke van houten roosters voorzien. Daarnaast is de grote hoeveelheid van elders afkomstige interieurs en interieuronderdelen van verschillende leeftijden (eventueel gecombineerd met bestaande onderdelen van Nijenrode of nieuwe onderdelen) typerend. Aan de zijde van het voorplein bevindt zich een lange doorlopende gang met marmeren vloertegels en houten lambrizering, waaraan meerdere toegangen en trappenhuizen liggen. Langs de gangen - aan de buitenzijde van het kasteel - bevinden zich de vertrekken. De donjonvertrekken (zaal 11, 12, 21, 22, aula (voormalige wapenzaal), gastenverdieping, zolder) kenmerken zich door het uitgesproken Middeleeuwse karakter. De handgevormde moppen zijn in schoonmetselwerk verwerkt. De zware vloerconstructie is uitgevoerd met handgedisselde balken met houten pen- en gatverbindingen en gebeeldhouwde consoles met onder meer de afbeelding van de vier evangelisten. De vloeren bestaan uit kop-staart gelegde eikenhouten delen. De trappenhuizen in de donjon zijn uitgevoerd met vakkundig gemetselde gewelven en natuurstenen trappen. De breed opgemetselde schoorstenen dragen het ingemetselde wapen van Ruwiel en zijn uitgevoerd met ongedisselde schouwbalken en bakstenen schoorsteenposten. Een uitzondering hierop vormen de zandstenen posten in het Kemenadevertrek op de eerste verdieping. Er zijn gemetselde vensterbanken met houten zittingen in diepe vensternissen. In de dikke muren zijn opbergnissen gemetseld, die met deurtjes met houten briefpanelen afgesloten worden. Grotere nissen worden afgesloten door glas-in-lood deurtjes. Op de begane grond bevindt zich een gemetselde waterput in de voormalige keuken. Op de eerste verdieping bevindt zich de voormalige bibliotheek van Onnes en het vrouwenvertrek. Op de tweede verdieping bevindt zich de oorspronkelijke wapenzaal. Een gemetselde loggia bood plaats voor muzikanten tijdens grote diners. De twee beelden stellen Karel V van Habsburg (met het Gulden Vlies) en Gravin Ada van Holland (abdis) voor. Op de derde verdieping zijn met eikenhouten wanden gastenverblijven en badkamers afgetimmerd. Op de begane grond bevinden zich onder meer de volgende vertrekken. De Blauwe kamer (zaal 6) met een Louis-XV- betimmering in blauw en goud, afkomstig van de Herengracht 110 te Amsterdam met houten betimmering afgesloten door een uitkragende lijst, een muurkast met etagières en een fonteintje met wasbekken, een uitbebouwde muurkast met mythologische goudgeschilderde figuren, stucplafond, marmeren schouw. De hal (zaal 3) met zandstenen balustrade en een zandstenen schouw uit circa 1500 met de voorstelling van St. Anna te Drieën en aan weerszijden wapens, gietijzeren haardplaat en geplaveide vloer. Rechts van de hal bevindt zich een gang met kruisgewelven naar de noordelijke toegang. De ridderzaal (zaal 2) heeft een vloerconstructie met moer- en kinderbalken, waarop de wapens van de bewoners van Nijenrode zijn geschilderd. De geprofileerde sleutelstukken rusten op natuurstenen, gebeeldhouwde consoles. Onnes bracht onder meer een eikenhouten lambrizering in de stijl van het zeventiende-eeuwse classicisme aan met daarboven goudleer behang. De houten schouw bevat een schouwstuk in olieverf met een stilleven, een haardplaat uit de tijd van de familie Ortt (1682), Delfts blauwe tegels met bijbelse voorstellingen en schepen, geplaveide vloer en wapens op de schouwbalk. De groen-goude achttiende-eeuwse rococo salon (zaal 1) heeft houten panelen, schouw met houten boezem en marmeren posten en een stucplafond. Op de verdieping bevinden zich onder meer de volgende vertrekken. Kamer 20 was de rentmeesterskamer en heeft via een deur toegang tot de Lips-kluis. Kamer 19 bevat een inrichting uit 1929 en is volledig gewijd aan de vrouwen van Nijenrode en met name Onnes tweede vrouw Lily Baronesse Snouckaert van Schauburg. Het stucplafond is uitgevoerd met stervormige profielen, waarbinnen rozetten met afwisselend de adelaar van Snoukaert en de roos van Onnes en de Liefdesknoop met de letters 'S' en 'O' zijn geplaatst. Tussen de houten lambrizering en het plafond bevindt zich een fries met sierstucwerk en de wapens van de vrouwen van Nijenrode. De schoorsteen bestaat uit een houten schouwboezem met ronde nissen met schelpmotief en panelen, waaronder een gotische, zandstenen schouwbalk met bladmotieven en wapens en gebeeldhouwde posten. In deze vijftiende-eeuwse schouw zijn onder meer terracotta reliëftegels verwerkt en bevindt zich een gietijzeren haardplaat. In kamer 18 bevindt zich een hardstenen schouw met Delfts blauwe betegeling met voorstellingen van gebouwen en vissers en twee tableaus met paarden en een gietijzeren haardplaat met een voorstelling van Neptunus. In kamer 14 bevindt zich een houten schouw met schouwstuk en mangaan-kleurige betegeling met tegeltableaus en gietijzeren haardplaat. Kamer 13 is de voormalige biljartkamer en wordt gekenmerkt door de eikenhouten betimmeringen met rijk houtsnijwerk. De schouw bestaat uit een houten boezem, die een (gerestaureerd) geborduurd schouwstuk met het wapen van Nijenrode en het credo `Cedo Nulli' bevat, een schouwbalk met panelen en gebeeldhouwde kopjes, waarvan het fries wordt doorgezet in de lambrizering, natuurstenen schouwposten en een gietijzeren haardplaat uit 1682. Waardering Het complexonderdeel, bestaande uit het op het kasteeleiland gelegen kasteel met twee ophaalbruggen en een poort, is van algemeen belang vanwege de cultuur- en architectuurhistorische waarde als herkenbaar en gaaf hoofdonderdeel van de historische buitenplaats Nijenrode, vanwege de ouderdom, de verschillende bouwperioden en stijlen en de detaillering en het materiaalgebruik zowel in het exterieur als in het interieur; alsmede vanwege de kunsthistorische waarde van de interieuronderdelen; alsmede vanwege de hoofdrol die het kasteel speelt in de geschiedenis van Nijenrode en als uitdrukking van de lange bewoningsgeschiedenis; alsmede van stedenbouwkundige waarde vanwege de visuele en ruimtelijk-functionele relatie met de overige complexonderdelen als park en bijgebouwen en in breder verband met andere hoofdgebouwen van historische buitenplaatsen langs de Vecht en de beeldbepalende ligging aan de Straatweg en de Vecht'.
Status: (520609 )
Monumentnummer: 520609
ODB Beschrijving: 'Inleiding Het KASTEEL Nijenrode bevindt zich op een veelhoekig eiland, dat in de slotgracht ten westen van de Straatweg te Breukelen ligt. De oeververbinding komt tot stand met twee OPHAALBRUGGEN en een POORT. Kasteel, twee ophaalbruggen en poort vormen onderdeel van de buitenplaats Nijenrode. De buitenplaats heeft zijn oorsprong in een 13de eeuws kasteel. Belangrijke uitbreidingen en restauraties hebben zich onder meer in de 17de eeuw voorgedaan onder Johan I Ortt, die ook de opdracht gaf voor de aanleg van een formele tuin. Vanaf 1907 was de buitenplaats in het bezit van de Amsterdamse koffiehandelaar Michiel Onnes. Hij liet het kasteel onder leiding van architect E.G. Wentinck herstellen naar een 17de eeuwse situatie en voegde enkele bijgebouwen toe. De tuinarchitecten L.A. Springer en H. Copijn waren verantwoordelijk voor de tussen 1912-1915 tot Landschappelijke tuin omgevormde aanleg met een gemengd karakter. Thans zetelt Nijenrode Universiteit voor Bedrijfskunde in het kasteel en is met de aankoop vangrond in de richting van het Amsterdam Rijnkanaal het grondgebied van de buitenplaats opnieuw vergroot. Omschrijving Het eiland waarop het kasteel ligt, is rondom uitgevoerd met een bakstenen keermuur voorzien van natuurstenen dekplaten, die ter plaatse van het kasteel onderdeel uitmaakt van de kasteelmuren. Aan de oostzijde doorbreekt een uitkragend natuurstenen balkon uit de tijd van Johan Ortt III (midden zeventiende eeuw) de keermuur. De twee hoekpenanten van de natuurstenen balustrade van het balkon dragen gebeeldhouwde leeuwen, die het wapen van Nijenrode vasthouden. De twee beeldbepalende lindes op het eiland (ten westen van het balkon) dateren van 1780. Aan de zuidzijde van het eiland wordt de keermuur doorbroken door een natuurstenen poort, die zelfstandig gefundeerd is. Een ophaalbrug verbindt het eiland en de poort met het zuidelijke vasteland. Direct verbonden met de kasteelmuur ligt aan de noordzijde een tweede ophaalbrug, die de noordelijke entree met het noordelijke vasteland verbindt. Het kasteel is langs de noordzijde van het eiland opgetrokken vanuit een samengestelde plattegrond. Aan de zuidzijde ligt het ommuurde kasteelplein waar zich voor een gevel geplaatst gebeeldhouwde, marmeren haan op een achttiende-eeuwse natuurstenen sokkel bevindt. Onder de huidige grindlaag bevindt zich een klinkerbestrating. De houten brug aan de zuidzijde van het eiland bestaat uit een vast deel en een beweegbaar deel. Het brugdek rust op een houten constructie van balken en palen. Aan de noordzijde sluit het brugdek aan op de fundering van de poort. De hameipoort van de ophaalbrug is uitgevoerd met een toog. De verbindingen van de onderdelen en van de balans zijn van ijzer, evenals de langsschoren en hangstangen. De leuningen van de val zijn van hout. De balustrades van de vaste brug bestaan uit gietijzeren hekwerken. De classicistische poort met rondboogvormige doorgang staat op een fundering van baksteen en natuursteen. Aan weerszijden van de poort staan geblokte kolommen in baksteen en natuursteen op een rechthoekig grondvlak, die uitgevoerd zijn met uitkragende natuurstenen dekplaten en lisenen. De geblokte lisenen zijn via een ingezwenkt deel verbonden met de keermuur rond het eiland. De natuurstenen poort is voorzien van halfronde zuilen, een kroonlijst met in het fries het credo van Nijenrode "Cedo Nulli" en een fronton met gebeeldhouwde, heraldische motieven met het wapen van Nijenrode in het midden. Rechts in de brug is een baksteen als gedenksteen ingemetseld. Aan de binnenzijde van de poort is de tekst: "In dualitate fortitudo" (in tweezijdigheid kracht) verwerkt. De houten voetbrug aan de noordzijde van het eiland bestaat uit een vast deel en een beweegbaar deel. Het brugdek rust op een houten constructie van balken en palen. Aan de zuidzijde sluit het brugdek aan op de kasteelgevel. Aan de noordzijde rust het brugdek op een gemetselde fundering, die met gebogen keermuurtjes met natuurstenen dekplaten wordt afgesloten. De hameipoort van de ophaalbrug is rondboogvormig. De verbindingen van de onderdelen en van de balans zijn van ijzer, evenals de langsschoren. De leuningen van de val en hangstangen zijn van hout. De balustrades van de vaste brug bestaan uit houten hekwerken. Het kasteel is grotendeels onderkelderd en gedeeltelijk gefundeerd op de Middeleeuwse funderingen. Het is in baksteen opgetrokken vanuit een samengestelde, L-vormige plattegrond. De donjon aan de westzijde is in vier bouwlagen opgetrokken vanuit een nagenoeg vierkante plattegrond. De samengestelde kap bestaat uit twee parallel geplaatste schilddaken waartussen zich een zakgoot bevindt. Op de hoeken van de donjon bevinden zich ter hoogte van de gekanteelde borstwering uitgemetselde torens, die voorzien zijn van achtzijdige helmen. Aan de zijde van het binnenplein bevindt zich een vijfzijdige torenvormige uitbouw van drie bouwlagen. In deze toren bevindt zich een getoogde entree met een houten deur. Tegen de gevel is een stoep gemetseld. Schuin op de donjon (zuidwest-noordoost georiënteerd) staat een bouwdeel van twee bouwlagen op rechthoekige plattegrond, dat voorzien is van een zadeldak. Halverwege - aan het binnenplein - bevindt zich een vijfzijdige traptoren van twee en een halve bouwlaag, die voorzien is van een achtzijdig schilddak. Aan de oostelijke zijde sluit schuin op dit volume een bouwvolume van twee bouwlagen op een rechthoekig grondvlak aan. Dit volume heeft een zadeldak met een schildvormige afsluiting aan de oostzijde. Op de kruising van deze twee volumes bevindt zich een gemetselde vierkante toren. De onderbouw wordt afgesloten met een natuurstenen, opengewerkte balustrade, die rust op natuurstenen consoles. De houten, achthoekige opbouw is met lood bekleed. De samengestelde spits bestaat uit een uivormig deel op een ingezwenkte voet. Daarboven bevindt zich een opengewerkt deel waarin de klokken hangen; Klokkenspel, bestaande uit 16 Taylorklokken uit 1915/1928. Trommelspeelwerk van Addicks, uit 1928. Geheel boven bevindt zich een tapstoelopende spits waarop een windvaan van geslagen en verguld ijzer is geplaatst, waarin het wapen van Nijenrode is verwerkt. Op de zuidoosthoek bevindt zich een volume van twee bouwlagen met helm. In de noordoostelijke oksel bevindt zich een driezijdige traptoren van twee bouwlagen met een achtzijdige, geknikte helm. De daken zijn gedekt met leien in rijndekking. De dakvoeten worden afgesloten met uitkragende lijsten en bakgoten op klossen. De dakschilden worden net boven de dakvoet doorsneden door houten dakkapellen met vijfzijdige daken, die gedekt zijn met leien in rijndekking en bekroond worden door loden pirons. In de kapellen bevinden zich houten draairamen. Hoger op de dakschilden zijn kleinere dakkapellen geplaatst, die voorzien zijn van luiken. De luiken zijn in de kleuren van Nijenrode geschilderd. Op de nokken bevinden zich gemetselde, achthoekige schoorstenen op vierkante onderbouwen. De schoorstenen worden bekroond door spitsen van getrokken ijzerwerk met windvanen (standaardtype). De (trap)torens zijn eveneens bekleed met leien in rijndekking en worden bekroond door loden pirons. De gevels van de donjon kenmerken zich door een robuuste, Middeleeuwse geslotenheid. De asymmetrische gevels hebben staande, lichtgetoogde vensters onder rollagen in twee typen: een enkel venster met luik en glas-in-lood ramen en een tweedelig venster met onder een luik en glas-in-lood ramen. In de gevels komt bovenaan een omlopend uitgemetseld boogfries voor. De kantelen hebben ezelsruggen en smalle openingen. Ook onder de hoektorens zijn boogfriesen gemetseld. De gevels van de twee bouwlagen hoge volumes worden verdiepingsgewijs geleed door natuurstenen doorgaande lijsten, waarvan de lekdorpels deel uit maken. De gevels bevatten houten klooster- en kruiskozijnen, beide met onderluiken. De ramen bevatten glas-in-lood met antiek glas. De bovenramen zijn vast, de onderramen zijn naar binnen draaiende ramen. De kloostervensters en een aantal kruisvensters zijn uitgevoerd met overstekende bovendorpels met daarboven doorgaand metselwerk respectievelijk met natuurstenen hanekammen, waarvan de sluitsteen geornamenteerd is (eerste bouwlaag), of driehoekige - en segmentvormige frontons (tweede bouwlaag). Er zijn verschillende typen siersmeedijzeren muurankers verwerkt. De gevels van de twee bouwlagen hoge volumes aan het voorplein bestaan van links naar rechts uit: een drie traveeën brede gevel met in het midden een getoogde entree (A); een vijfzijdige toren met verspreid en bovenin sleufvormige vensters; een twee assen tellend geveldeel met per bouwlaag een kloostervenster en boven de dakvoet een Vlaamse gevel (B); een drie assen tellend deel met rechts een getoogde entree (C) en voorts kruiskozijnen; een traptoren met kloosterkozijnen; een nagenoeg blinde gevel met in het midden een rechtgesloten entree; een twee assen tellend geveldeel met in iedere bouwlaag kruiskozijnen. Geveldeel A bevat een natuurstenen getoogde entree in de stijl van het classicisme met een getoogde deur waarvoor zich een natuurstenen trap met borstweringen bevindt. Halfzuilen aan weerszijden van de toog dragen een kroonlijst waarin op het fries anno 1632 in Romeinse letters is vermeldt. In het segmentboogvormige fronton bevindt zich een gebeeldhouwd monogram met de 'W' en de 'B' van Bernard van den Bongard en Wilhelmina van Bronckhorst. Ook in het metselwerk boven de entree is een gevelsteen met wapen geplaatst. Vóór de stoep liggen twee bolvormige schampstenen. Aan weerszijden van de entree bevinden zich getoogde vensteropeningen, waaronder zich een muurnis bevindt waarin natuurstenen balusters zijn geplaatst. De vensters zijn voorzien van natuurstenen neggeblokken, die verbonden zijn met de aangrenzende ovale vensters erboven. Beide vensters bevatten glas-in-lood ramen. Op de verdieping bevinden zich twee kloostervensters met daartussen een kruisvenster. De trapgevel van de Vlaamse gevel (B) is uitgevoerd met natuurstenen dekplaten en een uitgemetselde gevelmakelaar die bekroond wordt door een gebeeldhouwde leeuw en een windvaan. De entree C bevat een getoogde opening met een rechtgesloten glasdeur met getoogd bovenlicht en een classicistische, natuurstenen omlijsting, die afgesloten wordt met Maniëristisch rolwerk en een driehoekig fronton. De vijfassen tellende gevel aan de oostzijde (grachtzijde) heeft in iedere bouwlaag een kruisvenster. In de keermuur bevindt zich een getoogde entree onder rollaag met deur. De gevels aan de noordzijde (grachtzijde) bestaan uit een vijf assen tellende, symmetrische gevel met kruiskozijnen en een entree (D) ter plaatse van de ophaalbrug; de licht risalerende klokkentoren van vijf gemetselde bouwlagen met houten opbouw; een zes assen tellende, asymmetrische gevel met kruiskozijnen in verschillende grootten en daaronder een getoogde entree met een gemetselde stoep naar de gracht (met hardstenen dekplaten en bolvormige sierelementen) en rechtgesloten houten deur en rechts daarvan een klein kloosterkozijn onder rollaag. De entree D bestaat uit een getoogde glasdeur met een classicistische omlijsting, die voorzien is van geblokte pilasters, een lijstvormige afsluiting, waaronder een cartouche met reliëf, en boven de waterlijst een hanekam. Het interieur heeft de oorspronkelijke detaillering en indeling uit de tijd van Onnes grotendeels behouden. De detaillering wordt gekenmerkt door de hoge kwaliteit en grote hoeveelheid handgevormd smeedijzeren hang- en sluitwerk en nagels, handgekapt en gesneden houtwerk (deuren, lambrizeringen, schouwen) en beeldhouwwerk in rode zandsteen. De centrale verwarming en overige installaties zijn alle uit het zicht weggewerkt. De centrale verwarming is in de lambrizering of in de vensterbanken verwerkt en ter plekke van houten roosters voorzien. Daarnaast is de grote hoeveelheid van elders afkomstige interieurs en interieuronderdelen van verschillende leeftijden (eventueel gecombineerd met bestaande onderdelen van Nijenrode of nieuwe onderdelen) typerend. Aan de zijde van het voorplein bevindt zich een lange doorlopende gang met marmeren vloertegels en houten lambrizering, waaraan meerdere toegangen en trappenhuizen liggen. Langs de gangen - aan de buitenzijde van het kasteel - bevinden zich de vertrekken. De donjonvertrekken (zaal 11, 12, 21, 22, aula (voormalige wapenzaal), gastenverdieping, zolder) kenmerken zich door het uitgesproken Middeleeuwse karakter. De handgevormde moppen zijn in schoonmetselwerk verwerkt. De zware vloerconstructie is uitgevoerd met handgedisselde balken met houten pen- en gatverbindingen en gebeeldhouwde consoles met onder meer de afbeelding van de vier evangelisten. De vloeren bestaan uit kop-staart gelegde eikenhouten delen. De trappenhuizen in de donjon zijn uitgevoerd met vakkundig gemetselde gewelven en natuurstenen trappen. De breed opgemetselde schoorstenen dragen het ingemetselde wapen van Ruwiel en zijn uitgevoerd met ongedisselde schouwbalken en bakstenen schoorsteenposten. Een uitzondering hierop vormen de zandstenen posten in het Kemenadevertrek op de eerste verdieping. Er zijn gemetselde vensterbanken met houten zittingen in diepe vensternissen. In de dikke muren zijn opbergnissen gemetseld, die met deurtjes met houten briefpanelen afgesloten worden. Grotere nissen worden afgesloten door glas-in-lood deurtjes. Op de begane grond bevindt zich een gemetselde waterput in de voormalige keuken. Op de eerste verdieping bevindt zich de voormalige bibliotheek van Onnes en het vrouwenvertrek. Op de tweede verdieping bevindt zich de oorspronkelijke wapenzaal. Een gemetselde loggia bood plaats voor muzikanten tijdens grote diners. De twee beelden stellen Karel V van Habsburg (met het Gulden Vlies) en Gravin Ada van Holland (abdis) voor. Op de derde verdieping zijn met eikenhouten wanden gastenverblijven en badkamers afgetimmerd. Op de begane grond bevinden zich onder meer de volgende vertrekken. De Blauwe kamer (zaal 6) met een Louis-XV- betimmering in blauw en goud, afkomstig van de Herengracht 110 te Amsterdam met houten betimmering afgesloten door een uitkragende lijst, een muurkast met etagières en een fonteintje met wasbekken, een uitbebouwde muurkast met mythologische goudgeschilderde figuren, stucplafond, marmeren schouw. De hal (zaal 3) met zandstenen balustrade en een zandstenen schouw uit circa 1500 met de voorstelling van St. Anna te Drieën en aan weerszijden wapens, gietijzeren haardplaat en geplaveide vloer. Rechts van de hal bevindt zich een gang met kruisgewelven naar de noordelijke toegang. De ridderzaal (zaal 2) heeft een vloerconstructie met moer- en kinderbalken, waarop de wapens van de bewoners van Nijenrode zijn geschilderd. De geprofileerde sleutelstukken rusten op natuurstenen, gebeeldhouwde consoles. Onnes bracht onder meer een eikenhouten lambrizering in de stijl van het zeventiende-eeuwse classicisme aan met daarboven goudleer behang. De houten schouw bevat een schouwstuk in olieverf met een stilleven, een haardplaat uit de tijd van de familie Ortt (1682), Delfts blauwe tegels met bijbelse voorstellingen en schepen, geplaveide vloer en wapens op de schouwbalk. De groen-goude achttiende-eeuwse rococo salon (zaal 1) heeft houten panelen, schouw met houten boezem en marmeren posten en een stucplafond. Op de verdieping bevinden zich onder meer de volgende vertrekken. Kamer 20 was de rentmeesterskamer en heeft via een deur toegang tot de Lips-kluis. Kamer 19 bevat een inrichting uit 1929 en is volledig gewijd aan de vrouwen van Nijenrode en met name Onnes tweede vrouw Lily Baronesse Snouckaert van Schauburg. Het stucplafond is uitgevoerd met stervormige profielen, waarbinnen rozetten met afwisselend de adelaar van Snoukaert en de roos van Onnes en de Liefdesknoop met de letters 'S' en 'O' zijn geplaatst. Tussen de houten lambrizering en het plafond bevindt zich een fries met sierstucwerk en de wapens van de vrouwen van Nijenrode. De schoorsteen bestaat uit een houten schouwboezem met ronde nissen met schelpmotief en panelen, waaronder een gotische, zandstenen schouwbalk met bladmotieven en wapens en gebeeldhouwde posten. In deze vijftiende-eeuwse schouw zijn onder meer terracotta reliëftegels verwerkt en bevindt zich een gietijzeren haardplaat. In kamer 18 bevindt zich een hardstenen schouw met Delfts blauwe betegeling met voorstellingen van gebouwen en vissers en twee tableaus met paarden en een gietijzeren haardplaat met een voorstelling van Neptunus. In kamer 14 bevindt zich een houten schouw met schouwstuk en mangaan-kleurige betegeling met tegeltableaus en gietijzeren haardplaat. Kamer 13 is de voormalige biljartkamer en wordt gekenmerkt door de eikenhouten betimmeringen met rijk houtsnijwerk. De schouw bestaat uit een houten boezem, die een (gerestaureerd) geborduurd schouwstuk met het wapen van Nijenrode en het credo `Cedo Nulli' bevat, een schouwbalk met panelen en gebeeldhouwde kopjes, waarvan het fries wordt doorgezet in de lambrizering, natuurstenen schouwposten en een gietijzeren haardplaat uit 1682. Waardering Het complexonderdeel, bestaande uit het op het kasteeleiland gelegen kasteel met twee ophaalbruggen en een poort, is van algemeen belang vanwege de cultuur- en architectuurhistorische waarde als herkenbaar en gaaf hoofdonderdeel van de historische buitenplaats Nijenrode, vanwege de ouderdom, de verschillende bouwperioden en stijlen en de detaillering en het materiaalgebruik zowel in het exterieur als in het interieur; alsmede vanwege de kunsthistorische waarde van de interieuronderdelen; alsmede vanwege de hoofdrol die het kasteel speelt in de geschiedenis van Nijenrode en als uitdrukking van de lange bewoningsgeschiedenis; alsmede van stedenbouwkundige waarde vanwege de visuele en ruimtelijk-functionele relatie met de overige complexonderdelen als park en bijgebouwen en in breder verband met andere hoofdgebouwen van historische buitenplaatsen langs de Vecht en de beeldbepalende ligging aan de Straatweg en de Vecht'.
Bescherming terrein
Status:
Status:
Bestemming
Bestemmingsplan: J
Bestemming:
Bestemmingsplan: J
Bestemming:
Auteur en datum
Auteur: D.B.M. Hermans
Beschrijving gemaakt: 7 juni 1999
Auteur: D.B.M. Hermans
Beschrijving gemaakt: 7 juni 1999
Bouwhistorisch onderzoek RCE
N.v.t.
N.v.t.
Archeologisch onderzoek RCE
N.v.t.
N.v.t.
Overig onderzoek
- 2008, geofysisch onderzoek door RAAP. - 2010, archeologische begeleiding door RAAP.
- 2008, geofysisch onderzoek door RAAP. - 2010, archeologische begeleiding door RAAP.
Geomorfologische codering
4K26, Rivier-inversierug
4K26, Rivier-inversierug
Bodemkundige codering
|h Bebouwing
|h Bebouwing
Basisregistratie - er zijn in ieder geval gegevens over naam en locatie van het object, en verwijzingen naar de beschikbare afbeeldingen, literatuur, documentatie en bronnen. Aan de hand van deze informatie kan eenieder die geïnteresseerd is zich gaan verdiepen in het desbetreffende kasteel. Het is de bedoeling dat deze basisregistratie-beschrijvingen in de toekomst tot volwaardige beschrijvingen worden uitgebreid.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.