Batenburg
IN BEWERKING [?]
algemeen | omschrijving | bezits- en bouwgeschiedenis | afbeeldingen, literatuur en documentatie | verdere informatie | terug naar de lijst
Object
Batenburg
Batenburg
Locatie
Adres: Molendijk 11 6634 KE (fam. Strik)
Batenburg
Gemeente Wijchen
Provincie Gelderland
Het kasteel is gelegen aan de noordzijde van het stadje, waar de Maasdijk een vrijwel haakse hoek naar het zuiden maakt. De restanten van de hoofdburcht zijn nog omgeven door een brede gracht. Het ten oosten ervan gelegen terrein waar zich vermoedelijk de middeleeuwse voorburcht bevond, is niet meer omgracht en herbergt momenteel een agrarisch bedrijf en de woning van de beheerder (adres zie boven), een van de tot boerenwoning omgebouwde 17de eeuwse tijnshuisjes.
Adres: Molendijk 11 6634 KE (fam. Strik)
Batenburg
Gemeente Wijchen
Provincie Gelderland
Het kasteel is gelegen aan de noordzijde van het stadje, waar de Maasdijk een vrijwel haakse hoek naar het zuiden maakt. De restanten van de hoofdburcht zijn nog omgeven door een brede gracht. Het ten oosten ervan gelegen terrein waar zich vermoedelijk de middeleeuwse voorburcht bevond, is niet meer omgracht en herbergt momenteel een agrarisch bedrijf en de woning van de beheerder (adres zie boven), een van de tot boerenwoning omgebouwde 17de eeuwse tijnshuisjes.
Typologie
(later 5)
Het kasteel behoort tot het type van de ronde (en ovale) burchten en is voortgekomen uit een motte met centrale (woon)toren. De laat 14de-eeuwse ring- of schildmuur is vrijwel cirkelvormig. De uitspringende torens en de toegangspoort zijn rond het midden van de 16de eeuw toegevoegd.
(later 5)
Het kasteel behoort tot het type van de ronde (en ovale) burchten en is voortgekomen uit een motte met centrale (woon)toren. De laat 14de-eeuwse ring- of schildmuur is vrijwel cirkelvormig. De uitspringende torens en de toegangspoort zijn rond het midden van de 16de eeuw toegevoegd.
Etymologie
Het kasteel is genoemd naar de heren van Batenburg die hun naam mogelijk hebben ontleend aan 'prins' Bato, stamhoofd der Bataven. Het navolgende is zeer onwaarschijnlijk:. Deze zou volgens overlevering het stadje hebben gesticht, waarna het kasteel dan in 327 zou zijn gebouwd , zie de verdwenen gevelsteen boven de toegang (v. Heiningen p.7).
Het kasteel is genoemd naar de heren van Batenburg die hun naam mogelijk hebben ontleend aan 'prins' Bato, stamhoofd der Bataven. Het navolgende is zeer onwaarschijnlijk:. Deze zou volgens overlevering het stadje hebben gesticht, waarna het kasteel dan in 327 zou zijn gebouwd , zie de verdwenen gevelsteen boven de toegang (v. Heiningen p.7).
Huidige situatie
Laatst bijgewerkt: 16-09-1996
Het muurwerk van de hoofdburcht is grotendeels geconsolideerd. De voorburcht is niet onderzocht, maar er zijn waarnemingen dat er nog restanten van zwaar muurwerk aanwezig zijn (mededeling dhr. Strik). Er is in elk geval geen sprake van een herkenbare middeleeuwse voorburcht. Op het weiland ten noorden van de hoofdburcht is in 1989 de bagger uit de geschoonde grachten gestort. Nabij de oever van de gracht werd daarbij nog onbekend, zwaar muurwerk aangetroffen.
Laatst bijgewerkt: 16-09-1996
Het muurwerk van de hoofdburcht is grotendeels geconsolideerd. De voorburcht is niet onderzocht, maar er zijn waarnemingen dat er nog restanten van zwaar muurwerk aanwezig zijn (mededeling dhr. Strik). Er is in elk geval geen sprake van een herkenbare middeleeuwse voorburcht. Op het weiland ten noorden van de hoofdburcht is in 1989 de bagger uit de geschoonde grachten gestort. Nabij de oever van de gracht werd daarbij nog onbekend, zwaar muurwerk aangetroffen.
Toestand van het middeleeuwse kasteel
Zichtbaar: ((hoofdburcht))
Zichtbaar: ((voorburcht))
Grondgebruik:
De nog zichtbare resten van de hoofdburcht bestaan uit een vrijwel ronde schild- of ringmuur met een diameter van ca. 55 m. De toegangspoort bevindt zich aan de oostzijde tussen restanten van twee D-vormige uitspringende torens die voorzien zijn van overwelfde kelders. De halfrond of hoefijzervormig uitgebouwde torens aan noord- en zuidzijde zijn nog slechts tot het niveau van de beganegrond bewaard gebleven, van de zuidelijke is het keldergewelf hersteld. Van de westelijke toren, ook wel Bronckhorstertoren genoemd, staat een gedeelte tot bijna de volledige hoogte overeind. De kelder is overwelfd met een tongewelf dat grotendeels was ingestort, maar nu weer is gereconstrueerd. De ringmuur die vooral ter hoogte van het waterpeil van de gracht ernstig was aangetast, is onlangs geconsolideerd (1990-1992). Van deze muur zijn slechts aan de zuidwestzijde en in mindere mate aan de zuidoostzijde nog fragmenten van het opgaand werk overgebleven. Voor het overige komt het sterk verbrokkelde muurwerk niet boven het niveau van het binnenterrein uit.
Zichtbaar: ((hoofdburcht))
Zichtbaar: ((voorburcht))
Grondgebruik:
De nog zichtbare resten van de hoofdburcht bestaan uit een vrijwel ronde schild- of ringmuur met een diameter van ca. 55 m. De toegangspoort bevindt zich aan de oostzijde tussen restanten van twee D-vormige uitspringende torens die voorzien zijn van overwelfde kelders. De halfrond of hoefijzervormig uitgebouwde torens aan noord- en zuidzijde zijn nog slechts tot het niveau van de beganegrond bewaard gebleven, van de zuidelijke is het keldergewelf hersteld. Van de westelijke toren, ook wel Bronckhorstertoren genoemd, staat een gedeelte tot bijna de volledige hoogte overeind. De kelder is overwelfd met een tongewelf dat grotendeels was ingestort, maar nu weer is gereconstrueerd. De ringmuur die vooral ter hoogte van het waterpeil van de gracht ernstig was aangetast, is onlangs geconsolideerd (1990-1992). Van deze muur zijn slechts aan de zuidwestzijde en in mindere mate aan de zuidoostzijde nog fragmenten van het opgaand werk overgebleven. Voor het overige komt het sterk verbrokkelde muurwerk niet boven het niveau van het binnenterrein uit.
Afmetingen
De diameter van de ringmuur varieert van 55-57 m. De westtoren springt 11 m uit, de poorttorens ca. 6 m en de overige torens 8 m. De gracht is gemiddeld 20 m breed (gerekend vanaf de voet van de ringmuur) De afmetingen van de middeleeuwse voorburcht zijn niet bekend, de schattingen zijn gebaseerd op de percelering van het kadastraal minuutplan.
De diameter van de ringmuur varieert van 55-57 m. De westtoren springt 11 m uit, de poorttorens ca. 6 m en de overige torens 8 m. De gracht is gemiddeld 20 m breed (gerekend vanaf de voet van de ringmuur) De afmetingen van de middeleeuwse voorburcht zijn niet bekend, de schattingen zijn gebaseerd op de percelering van het kadastraal minuutplan.
Oudste vermelding
Datum: 21 december 1403
Bron:
"Kijkt Wendy na in de leenactenboeken."
Het betreft een nadere uitwerking van de rechten van Batenburg (van sept 1389, instelling schepenbank) uit 21 dec 1403 waarin de mogelijkheid wordt vermeld om voor de brug van het slot in hoger beroep te komen van vonnissen van de schepenbank. Wendy zoekt nog de tekst van de oudste vermelding op.
Datum: 21 december 1403
Bron:
"Kijkt Wendy na in de leenactenboeken."
Het betreft een nadere uitwerking van de rechten van Batenburg (van sept 1389, instelling schepenbank) uit 21 dec 1403 waarin de mogelijkheid wordt vermeld om voor de brug van het slot in hoger beroep te komen van vonnissen van de schepenbank. Wendy zoekt nog de tekst van de oudste vermelding op.
Bezitsgeschiedenis
De eerste heren van Batenburg waren Alberus, Theodericus en Rudolfus, genoemd tussen 1079 en 1085. De naam Batenburg wijst erop dat er in de elfde eeuw al sprake was van een kasteel. Als hun opvolgers kunnen worden genoemd: Arnaldus en Theodericus (midden 12de eeuw), Henricus de Batenborch (begin13de eeuw), Florens de Batenborg en Geraldus de Batenborch (tweede helft 13de eeuw). De zoon van deze Gerard, Dirk van Batenburg, genoemd in1288, was de laatste mannelijke telg uit het geslacht van de heren van Batenburg. Kasteel en heerlijkheid zijn gedurende die gehele periode een rechtstreeks leen van de Duitse keizers, dus Rijksonmiddelijk. Een dochter van Dirk, Johanna, trouwde kort voor 1315 met Willem van Bronckhorst, waardoor Batenburg in het bezit kwam van het geslacht van Bronkhorst voor bijna vier eeuwen, afgezien van enkele korte onderbrekingen.In de 16de eeuw traden vooral de heren Jacob van Bronckhorst, die in 1486 leenhulde deed, en Herman van Bronckhorst (1534 -1556), op de voorgrond.Tijdens de machtsstrijd tussen Gelre en Habsburg-Bourgondische Huis verloor Jacob van Bronckhorst in 1497 Batenburg aan Bourgondië, toen het door Albrecht van Saxen veroverd en deels verwoest werd. In 1499 kreeg Jacob het kasteel terug maar een Bourgondische bezetting bleef er. In 1503 werd door hertog Karel van Gelre een grootscheepse aanval op het kasteel ingezet die uiteindelijk leidde tot een vrijwel totale verwoesting. Daarna volgde een verwarrende periode, waarbij Batenburg in handen van de hertog bleef. Jacobs zoon, Gijsbert IV van Bronckhorst, die stierf in 1525, is waarschijnlijk nooit werkelijk als heer van Batenburg opgetreden, en evenmin zijn opvolger, Dirk III. De zoon van een neef van deze Dirk III, Herman van Stein, verkreeg in 1528 na familieberaad uiteindelijk Batenburg als huwelijksgeschenk. Echter het feitelijke bezit van heerlijkheid en kasteel berustte nog steeds bij de hertog van Gelre. Eerst in 1534 of 1535 werden stad, heerlijkheid en kasteel tegen betaling van een aanzienlijke som geld aan Herman overgedragen. Door vererving kwam Batenburg in 1641 in handen van de graven van Horne en vervolgens vanaf 1701 in bezit van de vorsten van Bentheim Steinfurt. In 1945 werd het als vijandelijk bezit geconfisceerd en in 1953 door de staat overgedragen aan de stichting Vrienden de Geldersche Kasteelen.
De eerste heren van Batenburg waren Alberus, Theodericus en Rudolfus, genoemd tussen 1079 en 1085. De naam Batenburg wijst erop dat er in de elfde eeuw al sprake was van een kasteel. Als hun opvolgers kunnen worden genoemd: Arnaldus en Theodericus (midden 12de eeuw), Henricus de Batenborch (begin13de eeuw), Florens de Batenborg en Geraldus de Batenborch (tweede helft 13de eeuw). De zoon van deze Gerard, Dirk van Batenburg, genoemd in1288, was de laatste mannelijke telg uit het geslacht van de heren van Batenburg. Kasteel en heerlijkheid zijn gedurende die gehele periode een rechtstreeks leen van de Duitse keizers, dus Rijksonmiddelijk. Een dochter van Dirk, Johanna, trouwde kort voor 1315 met Willem van Bronckhorst, waardoor Batenburg in het bezit kwam van het geslacht van Bronkhorst voor bijna vier eeuwen, afgezien van enkele korte onderbrekingen.In de 16de eeuw traden vooral de heren Jacob van Bronckhorst, die in 1486 leenhulde deed, en Herman van Bronckhorst (1534 -1556), op de voorgrond.Tijdens de machtsstrijd tussen Gelre en Habsburg-Bourgondische Huis verloor Jacob van Bronckhorst in 1497 Batenburg aan Bourgondië, toen het door Albrecht van Saxen veroverd en deels verwoest werd. In 1499 kreeg Jacob het kasteel terug maar een Bourgondische bezetting bleef er. In 1503 werd door hertog Karel van Gelre een grootscheepse aanval op het kasteel ingezet die uiteindelijk leidde tot een vrijwel totale verwoesting. Daarna volgde een verwarrende periode, waarbij Batenburg in handen van de hertog bleef. Jacobs zoon, Gijsbert IV van Bronckhorst, die stierf in 1525, is waarschijnlijk nooit werkelijk als heer van Batenburg opgetreden, en evenmin zijn opvolger, Dirk III. De zoon van een neef van deze Dirk III, Herman van Stein, verkreeg in 1528 na familieberaad uiteindelijk Batenburg als huwelijksgeschenk. Echter het feitelijke bezit van heerlijkheid en kasteel berustte nog steeds bij de hertog van Gelre. Eerst in 1534 of 1535 werden stad, heerlijkheid en kasteel tegen betaling van een aanzienlijke som geld aan Herman overgedragen. Door vererving kwam Batenburg in 1641 in handen van de graven van Horne en vervolgens vanaf 1701 in bezit van de vorsten van Bentheim Steinfurt. In 1945 werd het als vijandelijk bezit geconfisceerd en in 1953 door de staat overgedragen aan de stichting Vrienden de Geldersche Kasteelen.
Bouwgeschiedenis
I Bouw kernmotte en centrale toren: tweede helft 12de eeuw II stenen ringmuur op de motte (13de eeuw, hypothetisch) III afgraven motte en bouw bakstenen ringmuur, eind 14de eeuw IV (woon)bebouwing binnenterrein, 15de eeuw- totale verwoesting omstreeks 1500 V herbouw ringmuur, na 1540 VI aanbouw torens en poortgebouw, ca 1550 VII woonvleugels, tweede helft 16de eeuw VIII westvleugel 1686- grotendeels uitgebrand in 1794- omstreeks 1820 sloop van de kappen van de poorttorens en verder verval tot ruine.Of de eerste heren van Batenburg al een versterking hadden, is niet te achterhalen. Denkbaar is een motte van beperkte omvang ter plaatse van de latere voorburcht. Er is op dit terrein, gelegen ten oosten van de hoofdburcht, nog geen onderzoek verricht, De bouw van de hoofdburcht is begonnen omstreeks het midden van de 12de eeuw met een aarden ringwal, opgeworpen met grond uit de toen gegraven grachten. Binnen deze wal werd een (woon)toren opgetrokken, vermoedelijk van tufsteen. De ruimte tussen ringwal en toren werd vervolgens opgevuld met klei en zand en verder opgehoogd waardoor een motte ontstond, die waarschijnlijk voorzien werd van een houten palissadering en een bescheiden poortgebouw. Een volgende fase zal verstening van de palissade zijn geweest, ergens in de 13de eeuw, maar omdat de motte later grotendeels werd afgegraven, is en blijft deze fase hypothetisch.De derde fase is het afgraven van de top van de motte en de bouw van een bakstenen ringmuur van enorme afmetingen met een eenvoudige poortdoorgang ter plaatse van de huidige, zuidelijke poorttoren. Dit zal hebben plaatsgevonden in de tweede helft van de 14de eeuw (of tegen 1400) met als mogelijke bouwheer Dirk I van Bronkhorst- Batenburg. De centrale toren is waarschijnlijk toen ook afgebroken.In de 15de eeuw werd ten noorden van de poortdoorgang een gebouw met een zware achterwand opgetrokken, vermoedelijk ter bescherming van de toegang, verdere (woon)bebouwing uit deze periode kon niet aangetoond worden (fase IV).Zoals reeds eerder vermeld werd het kasteel ernstig beschadigd in 1497, misschien provisorisch hersteld, maar zeker grondig verwoest in 1503; hetgeen door recent onderzoek werd bevestigd.De vijfde en zesde fase behelsde de herbouw door Herman van Bronckhorst na 1540, die eerst de ringmuur liet herstellen en vervolgens de poorttorens en de omvangrijke westtoren (ook wel Bronckhorstertoren genoemd), deed optrekken, die de belangrijkste woonruimten bevatte. De noord- en zuidtorens werden vermoedelijk korte tijd later gebouwd (fase 6, 1550-70?). Van belang kan een vermelding uit 1570 zijn dat het kasteel toen minstens twee torens had (v. Heiningen p. 237); maar welke ? Of en in welke mate er gedurende de 80jarige oorlog schade aan het kasteel is toegebracht blijft onduidelijk. De toenmalige heer, Maximiliaan van Bronckhorst, schreef echter in 1634 nog aan het hof van Gelre dat zijn kasteel was 'verniettigt', hetgeen door het onderzoek overigens niet kon worden bevestigd. De overige bouwfasen zijn dus post-middeleeuws en worden in het kort vermeld:Tussen 1550 en 1600 volgde de bouw van de zuidvleugel (in zeker twee fasen), aansluitend op de zuidtoren en in 1686 tenslotte de westvleugel, tegen de Bronckhorstertoren. De bouwheer was Willem Adriaan van Horne. Bij deze gelegenheid is het inwendige van de (west)toren wellicht ingrijpend verbouwd. De indeling van deze bouwdelen is enigermate bekend uit een inventaris (taxatierapport) uit 1721. De overige bebouwing is globaal bekend uit een 18de eeuwse plattegrond en uit de vele afbeeldingen (zie 14). Het onderzoek bracht diverse sporen van funderingen aan het licht die echter niet nader te dateren waren. Van het kasteel in welstand in de 18de eeuw is een goede indruk te verkrijgen dankzij een aantal topografisch tekeningen (zie 14). De toestand voor de verwoesting rond 1500 is helaas nergens afgebeeld. De bouwgeschiedenis eindigt in feite in 1794 als het kasteel door Franse soldaten in brand wordt gestoken. Het poortgebouw werd daarbij gespaard maar overleeft de 19de eeuwse sloopwoede niet. Het wordt omtreeks 1820 ontmanteld en grotendeels tot op het niveau van het binnenplein afgebroken. Een zelfde lot onderging het overgrote deel van het nog overeind staande opgaand muurwerk van het kasteel. Het binnenterrein wordt sinds die tijd benut als moestuin, cq boomgaard.In het begin van de 20ste eeuw werden enige reparaties aan de muurvoeten van west- en poorttoren verricht. Voor het overige ging het verval steeds verder tot in 1967 een restauratieplan werd ingediend door archit. Korswagen. Inhoudende herbouw van de westtoren en poorttorens en consolidatie van het overige muurwerk. Geldgebrek verhinderde de uitvoering van deze plannen, slechts enkele noodvoorzieningen werden aangebracht. In 1989 werd met de daadwerkelijke consolidatie worden begonnen. Deze (in feite zevende) bouwfase hield in: het herstel van het muurwerk van de ringmuur en de torens ter hoogte van het grachtniveau, het herstel van gewelven in de torens en een beperkte consolidatie van het opgaande werk, met name van de westtoren.
I Bouw kernmotte en centrale toren: tweede helft 12de eeuw II stenen ringmuur op de motte (13de eeuw, hypothetisch) III afgraven motte en bouw bakstenen ringmuur, eind 14de eeuw IV (woon)bebouwing binnenterrein, 15de eeuw- totale verwoesting omstreeks 1500 V herbouw ringmuur, na 1540 VI aanbouw torens en poortgebouw, ca 1550 VII woonvleugels, tweede helft 16de eeuw VIII westvleugel 1686- grotendeels uitgebrand in 1794- omstreeks 1820 sloop van de kappen van de poorttorens en verder verval tot ruine.Of de eerste heren van Batenburg al een versterking hadden, is niet te achterhalen. Denkbaar is een motte van beperkte omvang ter plaatse van de latere voorburcht. Er is op dit terrein, gelegen ten oosten van de hoofdburcht, nog geen onderzoek verricht, De bouw van de hoofdburcht is begonnen omstreeks het midden van de 12de eeuw met een aarden ringwal, opgeworpen met grond uit de toen gegraven grachten. Binnen deze wal werd een (woon)toren opgetrokken, vermoedelijk van tufsteen. De ruimte tussen ringwal en toren werd vervolgens opgevuld met klei en zand en verder opgehoogd waardoor een motte ontstond, die waarschijnlijk voorzien werd van een houten palissadering en een bescheiden poortgebouw. Een volgende fase zal verstening van de palissade zijn geweest, ergens in de 13de eeuw, maar omdat de motte later grotendeels werd afgegraven, is en blijft deze fase hypothetisch.De derde fase is het afgraven van de top van de motte en de bouw van een bakstenen ringmuur van enorme afmetingen met een eenvoudige poortdoorgang ter plaatse van de huidige, zuidelijke poorttoren. Dit zal hebben plaatsgevonden in de tweede helft van de 14de eeuw (of tegen 1400) met als mogelijke bouwheer Dirk I van Bronkhorst- Batenburg. De centrale toren is waarschijnlijk toen ook afgebroken.In de 15de eeuw werd ten noorden van de poortdoorgang een gebouw met een zware achterwand opgetrokken, vermoedelijk ter bescherming van de toegang, verdere (woon)bebouwing uit deze periode kon niet aangetoond worden (fase IV).Zoals reeds eerder vermeld werd het kasteel ernstig beschadigd in 1497, misschien provisorisch hersteld, maar zeker grondig verwoest in 1503; hetgeen door recent onderzoek werd bevestigd.De vijfde en zesde fase behelsde de herbouw door Herman van Bronckhorst na 1540, die eerst de ringmuur liet herstellen en vervolgens de poorttorens en de omvangrijke westtoren (ook wel Bronckhorstertoren genoemd), deed optrekken, die de belangrijkste woonruimten bevatte. De noord- en zuidtorens werden vermoedelijk korte tijd later gebouwd (fase 6, 1550-70?). Van belang kan een vermelding uit 1570 zijn dat het kasteel toen minstens twee torens had (v. Heiningen p. 237); maar welke ? Of en in welke mate er gedurende de 80jarige oorlog schade aan het kasteel is toegebracht blijft onduidelijk. De toenmalige heer, Maximiliaan van Bronckhorst, schreef echter in 1634 nog aan het hof van Gelre dat zijn kasteel was 'verniettigt', hetgeen door het onderzoek overigens niet kon worden bevestigd. De overige bouwfasen zijn dus post-middeleeuws en worden in het kort vermeld:Tussen 1550 en 1600 volgde de bouw van de zuidvleugel (in zeker twee fasen), aansluitend op de zuidtoren en in 1686 tenslotte de westvleugel, tegen de Bronckhorstertoren. De bouwheer was Willem Adriaan van Horne. Bij deze gelegenheid is het inwendige van de (west)toren wellicht ingrijpend verbouwd. De indeling van deze bouwdelen is enigermate bekend uit een inventaris (taxatierapport) uit 1721. De overige bebouwing is globaal bekend uit een 18de eeuwse plattegrond en uit de vele afbeeldingen (zie 14). Het onderzoek bracht diverse sporen van funderingen aan het licht die echter niet nader te dateren waren. Van het kasteel in welstand in de 18de eeuw is een goede indruk te verkrijgen dankzij een aantal topografisch tekeningen (zie 14). De toestand voor de verwoesting rond 1500 is helaas nergens afgebeeld. De bouwgeschiedenis eindigt in feite in 1794 als het kasteel door Franse soldaten in brand wordt gestoken. Het poortgebouw werd daarbij gespaard maar overleeft de 19de eeuwse sloopwoede niet. Het wordt omtreeks 1820 ontmanteld en grotendeels tot op het niveau van het binnenplein afgebroken. Een zelfde lot onderging het overgrote deel van het nog overeind staande opgaand muurwerk van het kasteel. Het binnenterrein wordt sinds die tijd benut als moestuin, cq boomgaard.In het begin van de 20ste eeuw werden enige reparaties aan de muurvoeten van west- en poorttoren verricht. Voor het overige ging het verval steeds verder tot in 1967 een restauratieplan werd ingediend door archit. Korswagen. Inhoudende herbouw van de westtoren en poorttorens en consolidatie van het overige muurwerk. Geldgebrek verhinderde de uitvoering van deze plannen, slechts enkele noodvoorzieningen werden aangebracht. In 1989 werd met de daadwerkelijke consolidatie worden begonnen. Deze (in feite zevende) bouwfase hield in: het herstel van het muurwerk van de ringmuur en de torens ter hoogte van het grachtniveau, het herstel van gewelven in de torens en een beperkte consolidatie van het opgaande werk, met name van de westtoren.
Afbeeldingen
een selectie uit de vele afbeeldingen(zie voor een volledig overzicht: Schulte, p. 376):Overzicht van de stad Batenburg met het kasteel gezien vanaf de Maas in 1732, gewassen pentekening in o.i.-inkt en sepia, niet gesigneerd en gedateerd, maar toegeschreven aan C. Pronk, Gemeentemuseum Arnhem. (GM 9103).Het kasteel gezien vanuit het zuidoosten, gewassen tekening in o.i.-inkt, gesigneerd en gedateerd: 'C. Pronk del: ad viv: 1738 - Batenburg.', Topografische Collectie R.D.M.Z., oude tekeningen.Het kasteel gezien vanuit het zuidoosten, gewassen pentekening in o.i.-inkt en sepia, met opschrift, signatuur en datering: 'Het Kasteel te Batenburg 1732. / A. d: Haen ad viv. del.'. Part. Collectie R.K.D.Vier gezichten op de Batenburgse ruïne, gesigneerd door J. A. Knip (collectie v. dr. J. W. Niemeijer te Broek in Waterland), 1 overzicht van de ruïne vanuit het zuiden, grijs gewassen potloodtekening, 380 x 549 mm; 2 De overblijfsels van brug en toegangspoort, geaquarelleerde potloodtekening, 380x451 mrn; 3 De zuidelijke toren en het zuidoostelijk muurschild, 380x511 mm; 4 De westelijke en noordelijke toren vanaf het burchtterrein, potloodtekening met o.i.-inkt en waterverf, 395 x 550 mm. Plattegrond uit 1713 (archief Batenburg, zie BM Gelre XXVII, 1923, 44)Plattegrond met (geplande) tuinaanleg uit de tweede helft van de 18de eeuw (R.A.G)Schematische plattegrond van het kasteel en omgeving door B. Charle in het Archief van de Nederlands Hervormde Gemeente van Batenburg in R.A.G. Arnhem,
een selectie uit de vele afbeeldingen(zie voor een volledig overzicht: Schulte, p. 376):Overzicht van de stad Batenburg met het kasteel gezien vanaf de Maas in 1732, gewassen pentekening in o.i.-inkt en sepia, niet gesigneerd en gedateerd, maar toegeschreven aan C. Pronk, Gemeentemuseum Arnhem. (GM 9103).Het kasteel gezien vanuit het zuidoosten, gewassen tekening in o.i.-inkt, gesigneerd en gedateerd: 'C. Pronk del: ad viv: 1738 - Batenburg.', Topografische Collectie R.D.M.Z., oude tekeningen.Het kasteel gezien vanuit het zuidoosten, gewassen pentekening in o.i.-inkt en sepia, met opschrift, signatuur en datering: 'Het Kasteel te Batenburg 1732. / A. d: Haen ad viv. del.'. Part. Collectie R.K.D.Vier gezichten op de Batenburgse ruïne, gesigneerd door J. A. Knip (collectie v. dr. J. W. Niemeijer te Broek in Waterland), 1 overzicht van de ruïne vanuit het zuiden, grijs gewassen potloodtekening, 380 x 549 mm; 2 De overblijfsels van brug en toegangspoort, geaquarelleerde potloodtekening, 380x451 mrn; 3 De zuidelijke toren en het zuidoostelijk muurschild, 380x511 mm; 4 De westelijke en noordelijke toren vanaf het burchtterrein, potloodtekening met o.i.-inkt en waterverf, 395 x 550 mm. Plattegrond uit 1713 (archief Batenburg, zie BM Gelre XXVII, 1923, 44)Plattegrond met (geplande) tuinaanleg uit de tweede helft van de 18de eeuw (R.A.G)Schematische plattegrond van het kasteel en omgeving door B. Charle in het Archief van de Nederlands Hervormde Gemeente van Batenburg in R.A.G. Arnhem,
Bronnen
Literatuur
Belangrijkste Literatuur (voor meer literauur zie Schulte 1986):C.A. Hiebendaal, Het verbranden van het kasteel te Batenburg, in: B.M. Gelre XXV (1922) 151-152; C.A. Hiebendaal, Eenige bijzonderheden betreffende het slot te Batenburg, in: B.M. Gelre XXVI (1923),165-182; Reg. Leenaktenboeken 1924, 73; Manders 1952, 153-169; D.P.M. Graswinckel, Batenburg, in: Bulletin K.N.O.B.1954,kol.131; Zandstra ea. 1962; 92-93; Van Heiningen 1965, 254-279; Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen 1940-1965, 52-55; Idem 1965-1975, 7, 144,164-165 en 165-170; M.H. Breitbarth-van der Stok, Josua de Grave tekent Batenburg;F. M. Eliëns en J. Harenberg, Middeleeuwse kastelen van Gelderland, 1984,190-196.A. G. Schulte, Het land van Maas en Waal (geillustreerde beschrijving) Den Haag 1986Van Heiningen (1987), Batenburg, Eeuwenlang twistappel, Wijchen 1987T. C. Bauer, Batenburg, in Castellogica III, 1993, 11-17, 1994, 119-123Archivalia (uit Schulte 1986)Huisarchief Barenburg. Zie voor de inventaris: D. P. M. Graswinckel, Het Archief van het kasteel Batenburg, Verslagen omtrent 's lands oude archieven XLVIII, 1925 II, 's-Gravenhage (1926),121-211; idem 1926II, 's-Gravenhage (1927),183. Het archief is gedeponeerd in het R.A.G., Arnhem.Inventare der nichtstaatlichen Archive der Provinz Westfalen, Schloss BurgsteinfurtRep. A, 5, Geldrische Belehnungen, a, Herrlichkeit Batenburg, 1706-1800. Dit archiefmet voornamelijk 18de-eeuwse stukken die betrekking hebben op Batenburg berust inhet archief van Burgsteinfurt. Inventare der nichtstaatlichen Archive der ProvinzWestfalen, Schloss Anholt, I Stock, Nachtrag I,A Die Herriichkeit Batenburg. Dezestukken berusten in het vorstelijk Salm-Salmsche Archiv in Anholt. Enige stukken over het kasteel treft men voorts aan in het Archief van de kerkvoogdij van de Hervormde Gemeente van Batenburg, dat berust in het R.A.G. Arnhem.J. A. B. M. de Jong, Het Oud-Archief der Gemeente Nijmegen, 1960, inv. nr. 3228.
Belangrijkste Literatuur (voor meer literauur zie Schulte 1986):C.A. Hiebendaal, Het verbranden van het kasteel te Batenburg, in: B.M. Gelre XXV (1922) 151-152; C.A. Hiebendaal, Eenige bijzonderheden betreffende het slot te Batenburg, in: B.M. Gelre XXVI (1923),165-182; Reg. Leenaktenboeken 1924, 73; Manders 1952, 153-169; D.P.M. Graswinckel, Batenburg, in: Bulletin K.N.O.B.1954,kol.131; Zandstra ea. 1962; 92-93; Van Heiningen 1965, 254-279; Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen 1940-1965, 52-55; Idem 1965-1975, 7, 144,164-165 en 165-170; M.H. Breitbarth-van der Stok, Josua de Grave tekent Batenburg;F. M. Eliëns en J. Harenberg, Middeleeuwse kastelen van Gelderland, 1984,190-196.A. G. Schulte, Het land van Maas en Waal (geillustreerde beschrijving) Den Haag 1986Van Heiningen (1987), Batenburg, Eeuwenlang twistappel, Wijchen 1987T. C. Bauer, Batenburg, in Castellogica III, 1993, 11-17, 1994, 119-123Archivalia (uit Schulte 1986)Huisarchief Barenburg. Zie voor de inventaris: D. P. M. Graswinckel, Het Archief van het kasteel Batenburg, Verslagen omtrent 's lands oude archieven XLVIII, 1925 II, 's-Gravenhage (1926),121-211; idem 1926II, 's-Gravenhage (1927),183. Het archief is gedeponeerd in het R.A.G., Arnhem.Inventare der nichtstaatlichen Archive der Provinz Westfalen, Schloss BurgsteinfurtRep. A, 5, Geldrische Belehnungen, a, Herrlichkeit Batenburg, 1706-1800. Dit archiefmet voornamelijk 18de-eeuwse stukken die betrekking hebben op Batenburg berust inhet archief van Burgsteinfurt. Inventare der nichtstaatlichen Archive der ProvinzWestfalen, Schloss Anholt, I Stock, Nachtrag I,A Die Herriichkeit Batenburg. Dezestukken berusten in het vorstelijk Salm-Salmsche Archiv in Anholt. Enige stukken over het kasteel treft men voorts aan in het Archief van de kerkvoogdij van de Hervormde Gemeente van Batenburg, dat berust in het R.A.G. Arnhem.J. A. B. M. de Jong, Het Oud-Archief der Gemeente Nijmegen, 1960, inv. nr. 3228.
Documentatie
Opmetingsschetsen door A. Mulder gemaakt in 1883, in collectie Mulder, tekeningen-archief R.D.M.Z.Opmetingstekening van de ruine in plattegrond en doorsneden, maart1942, door H. van Beveren in collectie R.D.M.Z.Opmetingingtekeningen, plattegronden en doorsneden n.a.v. het onderzoek 1989-1993, T.C.Bauer ea., TU-Delft, faculteit bouwkunde.De (veld)tekeningen, foto's en dia's van het onderzoek en overig documentatie- materiaal zijn ter inzage bij het werkverband Restauratie en Hergebruik, TU-Delft. Ook het merendeel van het vondstmateriaal is hier vooralsnog in beheer.
Opmetingsschetsen door A. Mulder gemaakt in 1883, in collectie Mulder, tekeningen-archief R.D.M.Z.Opmetingstekening van de ruine in plattegrond en doorsneden, maart1942, door H. van Beveren in collectie R.D.M.Z.Opmetingingtekeningen, plattegronden en doorsneden n.a.v. het onderzoek 1989-1993, T.C.Bauer ea., TU-Delft, faculteit bouwkunde.De (veld)tekeningen, foto's en dia's van het onderzoek en overig documentatie- materiaal zijn ter inzage bij het werkverband Restauratie en Hergebruik, TU-Delft. Ook het merendeel van het vondstmateriaal is hier vooralsnog in beheer.
Coördinaten
Coordinaten: ,
Kaartblad: 39 H , x: 171.80, y: 426.16, precisie 2
Coordinaten: ,
Kaartblad: 39 H , x: 171.80, y: 426.16, precisie 2
Bescherming gebouw
Status:
Status:
Bescherming terrein
Status:
Status:
Bestemming
Bestemmingsplan: J
Bestemming:
Bestemmingsplan: J
Bestemming:
Auteur en datum
Auteur: T.C. Bauer
Beschrijving gemaakt: 22-09-1999
Auteur: T.C. Bauer
Beschrijving gemaakt: 22-09-1999
Bouwhistorisch onderzoek RCE
Consolidatiebegeleiding door ir. G. Berends. G. Berends, bouwhistorisch rapport 1 en 2 (juni 1990 en jan.1991), archief R.D.M.Z.
Consolidatiebegeleiding door ir. G. Berends. G. Berends, bouwhistorisch rapport 1 en 2 (juni 1990 en jan.1991), archief R.D.M.Z.
Archeologisch onderzoek RCE
Overig onderzoek
Archeologisch en bouwhistorisch onderzoek Werkverband Restauratie van de faculteit Bouwkunde, TU-Delft, 1989-1994
Archeologisch en bouwhistorisch onderzoek Werkverband Restauratie van de faculteit Bouwkunde, TU-Delft, 1989-1994
Geomorfologische codering
? (kaart niet beschikbaar, zie Archis))
? (kaart niet beschikbaar, zie Archis))
Bodemkundige codering
15 o/k, oeverafzettingen op komafzettingen
15 o/k, oeverafzettingen op komafzettingen
Basisregistratie - er zijn in ieder geval gegevens over naam en locatie van het object, en verwijzingen naar de beschikbare afbeeldingen, literatuur, documentatie en bronnen. Aan de hand van deze informatie kan eenieder die geïnteresseerd is zich gaan verdiepen in het desbetreffende kasteel. Het is de bedoeling dat deze basisregistratie-beschrijvingen in de toekomst tot volwaardige beschrijvingen worden uitgebreid.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.